Zeeuwse kroniek M. P. de Bruin Bellamy Tot de gelukkigste herinneringen van Bellamy te Vlis- singen, aldus de inleider van de nieuwe uitgave van Gezangen mijner Jeugd, behoorden de uren besteed aan het schrijven van poëzie: vaderlandslievende ge zangen maar vooral liefdesgedichtjes op Francina, hierin Fillis genaamd. De minneversjes voor Fillis, waarvan de eerste druk in 1782 verscheen, vonden in het begin weinig aftrek. Pas toen bekend werd dat ze van de populaire Zelandus, de man van de Vaderlandsche Gezangen, waren, be gon de verkoop te lopen. ,,Nu men algemeen weet dat de Gezangen mijner Jeugd ook van Zelandus zijn, worden ze zeer sterk verkogt", schrijft Bellamy aan Francina mei 1784. De Provinciale Bibliotheek van Zeeland, bezit in een fraai 18e-eeuws bandje de Vaderlandsche Gezangen met opdracht: ,,Aan Francina Baane, van haaren Zelandus". Toch waardeerde Bellamy zijn patriottische verzen later alleen om hun maatschappelijke functie. Het zijn verzen in deze trant: „Gij Nederlandersdie welëer, Voor uw ontzaglijk krijgsgeweer, Den troon der koningen deedt beven, Eer gij, aan weelde nog verslaafd, Door uw eenvoudigdeugdzaam leven, Der Matigheid een voorbeeld gaaft! Men leer den ted'ren jongeling Het hand'len van geweer en kling! A4en doe hem vroeg aan 't vuur gewennen Hij lagche in 't grootste lijfsgevaar! Hij leer 's Land's waare Vrijheid kennen, En vloeke eenaartsgeweldenaar!" Het is bepaald geen poëzie die in deze tijd aftrek zou vinden. De Gezangen mijner Jeugd zijn thans uit gegeven in de reeks Klassiek letterkundig pantheon, met inleiding en aantekeningen voorzien door dr. P. J. Buijnsters. Tegenover het titelblad is een reproductie van het handschrift van het gedicht ,,Mijn geboortedag" opgenomen, dat wel kenmerkend is voor het soort poëzie. „Toen ik, op mijn' geboortedag, Nog naauwlijks in het wiegje lag, Kwam t dartel wicht, de looze Min, Het kraamvertrek al lagchende in Met looze Min wordt Cupido bedoeld en het gedicht gaat in deze trant verder om te besluiten met het schenken van een lier: Doch schoon mijn speeltuig helder klonk, Toen hij mij schoone Fillis schonk, Kreeg steeds mijn ted're poëzij Een aangenaamer melodij. Nu zing, nu speel ik anders niet Dan 't zoet, 't geen mij de liefde biedt. En zijn eens, door den ouderdom, Mijn vlugge vingers stram en krom, Mijn lied, schoon kragt en jeugd verdwijn', Zal immer van de Liefde zijn!" De ouderdom was voor Bellamy niet weggelegd. De in 1757 te Vlissingen geboren dichter sterft 11 maart 1786 op zijn kamer te Utrecht. Francina Baane heeft hem lang overleefd: zij overlijdt 17 oktober 1837, on gehuwd, te Goes. Buijnsters heeft zich veel moeite gegeven de literaire achtergronden van de Gezangen mijner jeugd na te gaan. Smytegelt Dit werk van den zaligen Heere Bernardus Smytegelt, dat wy in het ligt en u onder het oog brengen, goed gunstige Lezer, behelst, gelyk de Titel aanwyst, in 't geheel hondert vyf en veertig Predicatien over de woorden, die men vindt in Matthëus XII: 20 en 21. Dezelve zyn door dien Beroemden Man voor de aan- zienlyke Gemeinte te Middelburg gepredikt, en aldaar van Hem in de Nieuwe Kerk begonnen op den tweeden Maart 1720, en in dezelve Kerk geëindigt op den derden September 1734". Aldus begint de voorrede van de drukkers van ,,Het gekrookte riet" aan de lezer (1744). Het werk van dr. M. J. A. de Vrijer over ds. Bernardus Smytegelt en zijn .Gekrookte riet", oud-hoogleraar te Utrecht, da terend van 1947, heeft zoveel aftrek gevonden, dat een fotomechanische herdruk een steeds meer toegepast procédé in een behoefte voorzag. Een figuur als Smytegelt, beter een persoonlijkheid, is vandaag nog zo levend, dat men weet heeft van zijn lange preken, van zijn toorn tegen overdadige luxe en indecente kleding, van zijn eerlijkheid zonder aanzien van rang of stand. De Vrijer heeft naast een biografische en theologische schets, de preken in ,,Het Gekrookte Riet" herleid tot veel kleiner omvang en vertolkt in de taal van heden ,,op hoop, dat Smytegelt bekende worde buiten den kleinen cirkel zijner vrienden. Ook op hoop, dat hier- 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 25