kinderen van deze tijd, op hun quivive, eenzaam.
Althans: zo zag Liesbeth Binkhorst ze.
Cora van Citters, een zoekende blijkbaar, als Van
Fastenhout. Altijd wat anders. Vorig jaar overgang
van zwakke portretten en bloemstukken naar lege,
kleurloze abstracte schilderingen van iets met een
gat er in, en verder, menen we, wat leuke dier-
plastiekjes. Stiertjes en zo. Nu: twee stenen ge
valletjes, 't ene, van hardsteen, erg mooi glad
gepolijst, alles wat je er van zeggen kan. Ook
dingen met een gat er in.
Jan Haas: een van de begaafdste leden van de
kring. In de trant van Westerik-Berserik, dat wil
zeggen: ontzettend lelijke mensen, heel erg klein
burgerlijk ook, alles ruikt naar spruitjes en gebak
ken bokking, maar oprecht, eerlijk. Knap, die teke
ning van twee mensen, werkelijk monsterlijk (maar
niet onbeduidend) die grote vrouw op een stoel
in een kamer (wie wil daar op kijken?) en heel
verrassend no. 16, „Man", een portret van een
kerel met over elkaar geslagen armen, 't hoofd
er los opgezet, een grapje dat mag. We vonden
dit schilderij een van de hoogtepunten van deze
tentoonstelling.
Herman Goetheer. Moeilijk geval. Een toppunt van
saaiheid in grijzen en bruinen, eerlijk geprobeerd,
goed afgewogen, maar is dit een reactie op de
„volheid van het leven"?
Van de „onvermoeibare werker" Piet Bulthuis stil
levens met bloemen (no. 26 het beste van zijn hele
inzending, wat vrolijker van kleur) en een grote
triptiek, reisherinnering aan Ibiza. Het behoort tot
de goede gewoontes wat vriendelijk te zijn voor
de nestoren. Een „onvermoeibare werker" dus.
Pieter de Bodt verraste werkelijk, deze keer. Meest
al achten we zijn schilderijen geknipt voor de
bazaar-kunsthandel. Nu hingen er twee stukken,
„Woonarken" (28), helemaal drijvend op een
knap neergezet, felrood onmiddelpuntig vlek
je, en „Einde van de Zomer" (31), ondenkbaar
zonder Permeke, maar mooi van kleur en stem
ming, die niet alleen het beste zijn wat we ooit
van hem zagen, maar die zelfs mede tot het
beste behoorden wat hier hing. De drie andere
stukken van hem: bar.
Els Hollebrandse, een heel zwakke zuster, hoewel
ze zogezegd „krachtig tekent". Het beste was in
een map opgeborgen, van het opgehangene was
de lino „Quiberon" (35) wel de beste.
Ad. Duvekot. Viel deze keer iets tegen. We hebben
voor Duvekots werk grote waardering, en achten
hem een van de interessantste talenten van de
hele kring. Een visionair, een origineel schilder,
en een geweldig knap etser, een man van wie we
in de loop der jaren al veel beslist fascinerend
werk hebben gezien. We herinneren aan de Boom-
stronk-serie in ets en olieverf, de etsen van maan
landschappen, het boeiende grote doek „Maan
landschap" met omgekeerd spiegeleffect van de
vorige tentoonstelling, om maar een paar dingen
te noemen. Kortom: we stellen dit werk hoog en
zijn van plan aan hem een aparte beschouwing
te wijden in dit tijdschrift teneinde de verschillende
facetten van zijn kunst te kunnen tonen.
Doch wat Duvekot deze keer opgehangen had,
Ad. Duvekot, „Maanlandschap" (acrylverf op linnen)
Coll. Warren-Ferguson
3