Stuwende en afgeleide werkgelegenheid in Zeeland Gillis UDEMANS 1709 Joannes VROONWEGE 1693 Marinus WIJDEE 1694 Claes VIJFHOEK 1727 Adriaan WIJKMAN 1768 Jan VADDE Cornelia VERDORST 1789 1777 Claes WADE 1727 Matthijs WIJKAARD Andries WIJSKNOP Suzanna WULPHERT 1786 1765 1741 Jacob VERLOREKOST 1729 Jannetje WARMBOER 1702 Harman VLEITING 1749 Elizabeth WAVELAAR 1772 Catarina van VLISSINGEN 1671 Jacomijntje WEDEMANS 1771 Anna ZADELAER 1702 Dingnis David van WEGEN 1723 Jacobus ZANDMEET 1760 van de VLOOREMEET 1747 Cornelis WEKSTEEN 17 77 Willem ZEKELMEET 1680 Susanna VOORDAMME 1716 Jacob WITBOOM 1719 Cornelis ZWAAFF 1705 Jan ter VOORTRAPPE 1601 Krijn WOL 1728 Andries ZOMMERZEE 1688 Drs. C. de Schipper De werkgelegenheid kan worden ingedeeld in de hoofdgroepen landbouw, visserij, industrie, bouwnijver heid en diensten. Landbouw, visserij en industrie kun nen in het algemeen als sectoren van stuwende werk gelegenheid worden beschouwd. Wanneer er een zekere basis is van stuwende werkgelegenheid met de daarbij behorende bevolkingssterkte, zullen de bouw nijverheid en de dienstensector (overheid, handel, ver voer, banken, gezondheidszorg, onderwijs, horeca enz.) tot ontwikkeling kunnen komen. De bouwnijverheid en de dienstensector kunnen daarom als afgeleide werk gelegenheid worden gezien. Overigens zal in de prak tijk het onderscheid tussen stuwende en afgeleide werk gelegenheid niet altijd even duidelijk zijn. Door de afgeleide effecten krijgen de stuwende werk- gelegenheidsbronnen er als het ware een dimensie bij. Terecht wordt er bijvoorbeeld vaak op gewezen, dat het regionaal-economisch belang van de landbouw verder reikt dan de agrarische arbeidsbezetting zou kunnen doen vermoeden 1). Het is moeilijk om enigermate exact aan te geven, welk deel van de totale afgeleide werkgelegenheid aan de verschillende stuwende sectoren moet worden toegerekend. De beschikbare gegevens laten slechts een globale benadering toe. De samenhang tussen de ver schillende bedrijfstakken is vrij ingewikkeld. Als uitgangspunt dienen onderstaande provinciale cij fers van het Districtsbureau voor de Arbeidsvoorziening in Zeeland (D.B.A.) voor de bezette arbeidsplaatsen (mannen) in 1967. Landbouw 14.100 Visserij 800 Industrie 23.500 Bouwnijverheid 10.800 Diensten 33.800 17,0% 1.0% 28,3 13,0% 40,7 83.000 100,0 In verband met de toetsing op provinciaal niveau aan het criterium stuwend-afgeleid dienen op deze cijfers enkele correcties te worden toegepast. Vanuit de provinciale optiek kunnen enkele takken van de dien stensector als stuwend worden gezien namelijk de zeevaart, een gedeelte van de binnenvaart en het havenbedrijf, een gedeelte van de overheid (marine, douane, kazernepersoneel), een gedeelte van het on derwijs (zeevaartschool, vormingsinstituten). Voorts kan het toerisme (verblijfstoerisme, dagrecreatie, koop- toerisme) als aparte stuwende sector worden genoemd, waaraan een deel van de werkgelegenheid in de ho recabedrijven en de groot- en kleinhandel toevalt. Een klein gedeelte van de industriële werkgelegenheid is afgeleid van de provinciale landbouw (suikerfabrie ken, slachthuizen, maalderijen, conservenfabrieken, zuivelfabrieken, mechanisatiebedrijven). Een ander klein gedeelte is afgeleid van de provinciale visserij (mossel- conservenfabrieken, scheepswerven, machinefabrieken). In de dienstensector zijn bepaalde vormen van bedrij vigheid op zeer directe wijze met de landbouw ge- liëerd (groothandel in land- en tuinbouwprodukten, veilingen, landbouwvoorlichting, keuringsdienst) of met 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 9