bouwen, het wordt een palingrestaurant, geloof ik." Opnieuw neemt hij ons op, dan vraagt hij plotseling: „Moeten jullie die kachel uit het café niet kopen?" Het is werkelijk een pronkstuk, voor mensen die graag een zomerhuisje vullen met de bric a brac uit overgrootvaders tijd: een kachel met twee formidabele kleppen, waarvan de boven ste vernuftig over de onderste heen sluit. Geen van ons heeft interesse in het aanbod. „Geeft niet", zegt de oude man, „ik vind er wel een koper voor." Terwille van de fotograaf neemt hij achter de tap kast plaats, maar met het glas in de hand, „anders bin-ikik het nie'." Vijf en een halve kilometer verder naar het oosten, onder IJzendijke, ligt het Mollekot, op de grens van twee koninkrijken. De paal staat vlak voor de deur van Het Wapen van Zeeland, de denkbeel dige scheidslijn loopt door de gelagkamer, dwars door de tegelwand van achtfiende-eeuwse blauw tjes. De deur en het tableau met kanariepiet be vinden zich op Belgisch territoir, het piekebord hangt boven Nederlandse grond. De ouderen van hef Mollekot spreken nóg van de elektrieke draad uit de zwarte jaren veertien-achttien. (Ze zeggen geen achttien, maar achttien). Aan die draad heb ben verschillende mensen het leven verloren. En eens is er boven het Mollekot een groot vuur te zien geweest: toen Nederlandse smokkelaars een partijtje zeep wilden overgooien naar Duitse wachtposten. Het pak raakte de draad mannen wat een vlam, vuur tot ver in het rond. Rap kwa men er een paar officieren bij, die de wachtposten inrekenden. We informeren naar de Maagd van Gent. De Maagd o, dat is nog een heel eindje verder. Het best kunnen we om de Ciarapolder heen rij den, langs de Blauwe Hoeve en de Oude Bat terij Na veel dolen hebben we haar gevonden.... ik heb aldoor moeten denken aan Willem Elsschots Het dwaallicht, drie mannen op zoek naar Maria van Dam. De Maagd van Gent is een troosteloos wijkje; huisjes in de rij, huisjes met gebroken kapjes, huisjes langs een betonweg. Als enige attractie een Belgisch straatnaambord tegen een schuurtje. En aan het eind van die doodse strook beton, net even op Nederlandse bodem, een café. De gelag kamer ligt vol beddegoed, de matrassen dekken het biljart. „We zijn aan de schoonmaak, moet u weten. Als u wat gebruiken wilt loopt u maar door naar de keuken." In die keuken vonden we nog iets van romantiek. Daar hing, naast een getuigschrift, het portret van Ongenae Lionel, die in 1949 te Bassevelde werd uitgeroepen tot Koning der Schuttersmaatschappij Sint Sebastiaan; het portret van een glorieuze schutter, compleet met boog en koninklijke ver sierselen. En aan de zoldering, boven de schutters- koning, hingen zes Breugheliaanse hammen, zes hammen van de Maagd van Gent.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 19