Kievitseieren zoeken in Zeeland Tj. Spanjer Vandaag, 12 april, is het de laatste dag, dat er dit jaar kievitseieren mogen worden geraapt. Van middag zag ik nog twee nesten met een vol broed sel. De vogels kunnen nu ongestoord verder broe den. Over het rapen van deze eieren is elk jaar veel te doen. Zodra het eerste kievitsei gevonden is, ver schijnen er in de landelijke èn in de plaatselijke bladen vrij felle artikelen tegen het zoeken van deze eieren. Een heel enkele keer krijgen we een antwoord dat hier tegen ingaat, behalve in een blad als de Leeuwarder Courant. En dit is ook niet te verwonderen, want voor een echte eier- zoeker zijn de meeste van deze stukken zo bezijden de waarheid en getuigen ze van zo weinig kennis van het eierenzoeken, dat het geen zin heeft om er op te antwoorden. Het beste wat ik dit jaar op dit gebied heb gelezen was een artikel in de N.R.C. van drs. J. M. van Weele uit Middelburg. Hoe staat het nu met de kieviten in Zeeland? Eigenlijk heel bijzonder: want U kunt ze hier, in tegenstelling met het gebied boven de grote rivie ren, het gehele jaar door waarnemen. Alleen bij strenge vorst of langdurige sneeuwval trekken ze over de Schelde verder naar het zuiden. Ik moet U er echter wel op attent maken, dat de kieviten die wij hier 's winters zien, niet de vogels zijn die in het voorjaar op de Zeeuwse eilanden of in Zeeuwsch-Vlaanderen broeden. Onze broedvogels komen eind februari of begin maart uit het zuiden terug naar hun broedgebied. Het zal U zeker zijn opgevallen, dat kieviten altijd vaste terreinen uitzoeken. Hun voorkeur gaat uit naar drassige weilanden. Maar die zijn er niet zoveel, de verschillende ruilverkavelingen die we de laatste 20 jaar in Zeeland hebben gehad, heb ben heel wat gebieden „ontwaterd". Maar de kievit broedt niet uitsluitend in vochtige weiden: hij doet het ook op bouwland, mits er maar voedsel in de buurt is. En dat voedsel vindt hij dan veel langs kreken en op de schorren. De heer Van Weele is een van de zeer weinigen, die er terecht op wijst dat juist op het bouwland de eerste nesten altijd verloren gaan. De vogels leggen hun eieren vóór de boer zijn laatste be werking heeft verricht. Hier staat tegenover, dat als de boer voor de laatste keer zijn eg over het bouwland heeft getrokken, de vogels een goede kans hebben om rustig te kunnen broeden en hun jongen groot te brengen. Ik durf me niet aan een schatting te wagen, maar in Zeeland gaan zeker ieder jaar een paar hon derd eerste legsels verloren, omdat de boer nog niet klaar was met zaaien en eggen toen de kie viten reeds op zijn land zaten te broeden. Er zijn hier in Zeeland weinig eierzoekers. Een be- roepseierzoeker dat is iemand die de eieren zoekt om ze te verkopen ben ik maar zelden tegengekomen. De echte eierzoeker raapt alleen eieren, om ze zelf te eten of om ze te geven aan iemand die ze als lekkernij weet te waarderen. Hij neemt uitsluitend eieren mee, waar hij zeker van is dat ze niet bebroed zijn. De meesten doen precies zoals drs. Van Weele, ze blijven even staan bij een nest met vier en gaan dan vlug verder zo dat de vogel rustig naar zijn nest kan terugkeren. De sport zit in het zoeken en vinden niet in het rapen van de eieren. Als we het nest niet heb ben kunnen vinden, hebben we het afgelegd tegen de slimme vogels. Een gevaar, dat de kieviten bedreigt, komt uit Bel gië dit geldt dan vooral de dieren die in Zeeuwsch-Vlaanderen broeden. In België wordt in de herfst menige kievit door de jagers neergeknald en in het voorjaar worden de eieren er tot in mei te koop aangeboden. Het besluit van onze Koningin om het eerste kievits ei niet meer te accepteren, is van groot belang voor de kieviten en de eierzoekers. Ik heb dit jaar dui delijk kunnen merken dat er veel minder belang stelling was van de jeugd dan vorige jaren. Als ik deze jongens vroeg: „Wat doe je nu met de eieren?" dan vertelden ze dikwijls dat ze die gin gen uitblazen. De kans dat ze er een zouden vinden was vrij gering, maar ze verstoorden wel de rust in het veld. Sedert 1945 woon ik in Zeeland en elk jaar heb ik hier kievitseieren gezocht. Gewoonlijk vind ik er een honderd. Hiervan neem ik er hoogstens vijftig mee naar huis. In de loop der jaren heb ik een aantal vrienden tot goede eierzoekers weten op te leiden. Maar wat is nu een goede eierzoeker? Dat is iemand die een hele dag door het veld kan lopen en genieten van de natuur, ook al vindt hij geen ei. Het rapen van de eieren komt op de tweede plaats en een ei waarvan hij vermoedt dat het bebroed is, moet hij in het nest laten liggen. Elk nest met vier moet hij met rust kunnen laten. Normaal neem ik slechts de eerste eieren mee. Na 1 april zijn de meeste eieren in Zeeland bebroed. Het eerste kievitsei vind ik gewoonlijk rond 20 maart. Eén keer vond ik het op de 17de maart in de Hellegatspolder in Oost-Zeeuwsch-Vlaan- deren. Hoewel lang niet alle vooruitzichten voor de 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 21