Zeeuwse kroniek Zeeuwse kieviten rooskleurig zijn, zie ik de toe komst voor deze mooie weidevogels toch niet som ber in. Ze weten zich beter aan te passen dan mensen. Terreinen onder en langs de dijken wor den meer en meer gebruikt voor de tijdelijke be woning van de mens, die naar recreatie zoekt en de kievit moet zijn uitverkoren broedgebied ver leggen. U zult hier zelden een ingezonden stuk over in de krant aantreffen. Voor de mens en zijn geld moet de natuur wijken. Deze stelling wordt alleen door eierzoekers en andere dwazen aan gevochten. Zolang de kievit nog maar voedsel kan vinden en af en toe een paar modderpoten halen, zal hij zich wel weten te redden. En voorlopig blijven er in Zeeland nog wel schorren en kreken. Ik heb lang vóórdat er sprake was van woningnood bij de kie viten, nesten met eieren gevonden op duinhel lingen. Wel was er dan altijd een drassige vallei in de buurt. Onze vriend met zijn ronde vleugels (de Engelsen noemen hem lap-wing) heeft zich echter nog niet zover aangepast als de schol ekster: die ziet er geen been in om op het dak van Uw schuurtje te nestelen. Er wordt elk jaar opnieuw naar voren gebracht, dat door het rapen van de eieren de kieviten later gaan broeden en dat door het vroege maaien veel nesten en jongen verloren gaan. Ik mag het niet tegenspreken, maar ik moet wel zeggen dat ik het nog nooit gezien heb. Een kievit zal niet gauw zijn nest maken in een perceel hooiland. Hij ver kiest de kale weilanden, hij wil uitkijken, hij wil een onbelemmerd uitzicht. Een jonge kievit houdt zich beslist niet op in lang gras wat voor hooi is bestemd en het uitmaaien van jonge kieviten be twijfel ik. Het zou mogelijk zijn, wanneer de boer gras inkuilt, maar dat gebeurt in Zeeland niet veel. Jonge vogels zullen zich zeker niet ophouden in het Baranza-gras. Wel komen de jonge dieren on middellijk naar afgemaaide velden. In mei kunt U ze vanaf de weg uit Uw auto zien lopen met hun ouders in de weilanden bij het kerkje (vroeger ruïne) van Hogelande. Een stel kieviten kan per jaar wel tot drie keer toe een nest met eieren hebben. Ze kunnen niet drie nesten uitbroeden, maar als hun nest tot twee keer toe verloren is gegaan, beginnen ze dapper aan hun derde legsel. Dit jaar hebben onze weidevogels het moeilijk ge had. In Zeeland zijn ze er nog het beste afge komen; toen hier de temperatuur om het vriespunt schommelde bleef het kwik in het noorden enkele graden lager aanwijzen. Daar vonden de vogels geen voedsel meer en vele kwamen om van de honger en de kou. Ook werden tal van kieviten slachtoffer van hef verkeer. Ze zochten namelijk op de bermen langs de wegen naar wormen, die door de trillingen van het wegverkeer uit de grond kwamen. Ook onze Zeeuwse vogels waren dit jaar laat. Ik vond het eerste kievitsei pas op 3 april. Wel heb ik gemerkt dat een enkele kievit zich vrij aar dig aan de kalender heeft gehouden en zich niet door de weersomstandigheden heeft laten weer houden. Of deze voorgenomen gezinsuitbreiding met dit koude en schrale weer verantwoord is, kan ik niet beoordelen. In de kwart eeuw die nu achter ons ligt is het aantal kieviten, dat hier in Zeeland broedt, niet achteruitgegaan. Wel zijn de vogels van bepaalde terreinen verdreven en ik vrees dat dit in de toe komst vaker zal gebeuren. De oevers van de Schelde bieden niet alleen voedsel en vestiging aan de kieviten. Bij de vestiging van nieuwe in dustrieën wordt echter geen rekening gehouden met de belangen van onze vogels. Helaas. M. P. de Bruin Ter meerdere beschaving Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, dat in september zijn 200-jarig bestaan viert, heeft in zijn lange leven een reeks verhandelingen uitgegeven, die zeker in de beginperiode een uitstekend beeld van het toenmalig wetenschappe lijk leven geeft. Men bemerkt uit sommige ver handelingen dat het Genootschap „voorlijk" is. We werden hierbij weer eens bepaald door de dissertatie van N. L. Dodde: Het rijksschooltoezicht in de Bataafse Republiek, met de langademige ondertitel: Een onderzoek naar het denken en doen van de eerste schoolopzieners in de departementen van de Amstel, de Delft en Texel en van het de partement Holland tijdens de schoolwetten van 1801 en 1803. Dit proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de sociale wetenschappen aan de Rijksuniversiteit van Leiden is tevens af zonderlijk verschenen (1968). In het eerste hoofdstuk van dit proefschrift wordt gewezen op de door het Zeeuwsch Genootschap uitgeschreven pri|svraag: Welke verbeteringe hebben de gemeene of openbaare, vooral de Nederduitsche schoo- 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 22