W. R. Ceulen (1806-1868) burg. Hij trouwde in deze stad met Machtilda Louise Hermans (1806-1887) en uit dit huwelijk werden tien kinderen geboren. Van negen kinderen zijn de namen bekend. Zes jongens en drie meisjes. De ouders hebben ze allemaal volwassen zien worden, een uitzondering in deze stad, waar de kindersterfte in het midden van de vorige eeuw bijzonder hoog was. Uit de klapper ten stadhuize van Middelburg blijkt, dat de familie nog al eens verhuisd is. Het laatste adres was P. 08, dat is op de Korendijk, nu Kinderdijk 4. De komst van Willem Remi Ceulen, onder welke naam hij in Middelburg werd ingeschreven, bete kende op muziekgebied een opleving. Er was reeds voor zijn komst een bescheiden begin gemaakt, im mers op 4 mei 1826 ontstond het Muzijk-Collegie Uit Kunstliefdeonder leiding van A. J. van Emden; Ceulen werd van dit orkest eerste violist, mededirecteur en tenslotte directeur. Hij compo neerde een ouverture in F-dur en droeg deze aan het orkest op. Het vrij omvangrijke werk werd ter gelegenheid van het in gebruik nemen van de nieu we concertzaal (op 30 oktober 1839) te Middelburg uitgevoerd. Door de Maatschappij ter bevordering der Toonkunst2) werd deze ouverture naar het n) Meestal afgekort tot „Kunstliefde". 2) In de wandeling „Toonkunst" geheten. 3) Voortaan dus „de Zangvereeniging". buitenland gezonden en met een premie vereerd. Ceulen bleef directeur van dit muziekgezelschap tot aan zijn dood. Tekenend is, dat na het weg vallen van de leider het orkest nog een paar jaar een kwijnend bestaan moet hebben gevoerd. Enkele jaren later wordt het niet meer genoemd. Pas in 1888 zou Johan Cleuver de „Vereeniging voor In strumentale Muziek" oprichten, welke als „de Instru mentale" een begrip geworden is voor het Zeeuws muziekleven. TOT OEFENING EN UITSPANNING Op een van de donkere dagen voor Kerstmis in het jaar 1834, maandag 22 december, kwamen enige gewichtige heren, onder wie de stads-muziek- meester, bijeen om een nieuwe vereniging op te richten. Ze wisten wel wat ze wilden, maar het was moeilijk een en ander onder woorden te brengen. Ze hadden al enige keren vergaderd, maar waren het niet eens geworden over een reglement. Dus moest het maar zonder. Het doel van de Heren was: „om namenlijk door vereenigen van eenige liefhebbers der Zang en Toonkunst, geholpen en ondersteund door de bekwaamste Meesters hier ter stede, een vast Muziek-Gezelschap opterigten, het welk Maandelijks zoude vergaderen om tot onderlinge oeffening en uitspanning eenig vocaal en instrumentaal Muziek uittevoeren". Dit „instrumentaal" was hoog gegrepen en we zien dan ook, dat na enige jaren de naam zonder meer verandert in „Zangvereeniging". De begeleiding werd nadien verzorgd door een pianist, Ceulen zelf. Aangezien men dus moeilijkheden had met het samenstellen van een reglement, werden slechts enkele hoofdbepalingen gemaakt, „waarop de ar- ticulen worden voorgelezen, zijnde van de navol gende inhoud: 1. Dit Muziek Gezelschap wordt opgerigt onder de naam van Oefening en Uitspanning3). 3. Eenmaal 's maands zal het Gezelschap bij elkander komen en wel des maandagsavonds ten half zeven uren in een oijzonder afgehuurd locaal. 4. De directie der Muziek wordt opgedragen aan den Heer W. R. Ceulen. 5. De Muziek welke zal worden uitgevoerd zal zijn Vocaal en Instrumentaal. Het is aan het bestuur aanbevolen hierin zoo veel mogelijk af wisseling en verscheidenheid te brengen". Artikel 9 is curieus: „De Dames, welke Leden zijn van dit gezelschap worden aan dezelve het regt verleend om zich door eenen Echtgenoot, of Broe der, of zelfs door eene andere Dame te doen vergezellen". Twee jaar later werd deze bepaling verzacht, de Dames konden volstaan met een Heer of Dame. Had de Echtgenoot of de Broeder er genoeg van? Zo begonnen de maandelijkse maandagse oefenin gen, in de concertzaal, in de Abdij. Hier volgen de namen van hen, die aan de wieg van het bore- lingske hebben gestaan: J. J. de Kanter, Anthoni Tak, D. van Es, J. A. Snijders, G. van der Mieden, M. Fak Brouwer, W. R. Ceulen, A. H. G. Fokker, V. van Lissa, I. F. Luteijn en F. A. Hellwich. 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 5