Muziekhandschrift van Ceulen van de ouverture in F-dur
Er waren nogal wat diepgevoelde zwarigheden,
die als hinderpalen de jonge telg bij zijn eerste
stapjes het gaan bemoeilijkten. Op 10 januari 1836
wenst de „Directie van het Muziek Collegie Uit
Kunstliefde 5,te ontvangen voor het gebruik
van de orchestvloer liggende in de concertzaal".
„Besloten na deliberatie dat: hoezeer het Collegie
Kunstliefde geen regt tot deze vordering heeft,
uithoofde dit gezelschap nimmer om het gebruik
der orchestvloer had gevraagd, dat deze boven
dien volkomen kon gemist worden en het gebruik
maken derzelve alleen veroorzaakt wordt door de
localiteit der zaal en het mogelijke dat er in
gelegen is om dezelve ieder keer te doen weg
nemen. Echter aan genoemd Collegie de vorde
ring van 5,bij wijze van inschikkelijkheid toe
te staan teneinde mogelijke botsingen te voorko
men, welke door het weigeren dezer betaling zou
den kunnen ontstaan". Helemaal uit liefde ging het
dus niet. Overigens zijn de betrekkingen tussen
beide gezelschappen heel goed geweest, niet het
minst door het beleid van de stads-muziekmeester,
die immers beide instellingen leidde. De „Zang-
vereeniging" verleende vaak haar medewerking
aan de concerten, die „Kunstliefde" jaarlijks gaf
ten bate van de armen. Ook in andere richting
ontstond, mede dank zij Ceulen een band, en wel
met „Toonkunst". Reeds in 1836, dus twee jaar na
de oprichting had de zangvereniging zich onder
bescherming gesteld van deze maatschappij.
Bij de reeds eerder vermelde opening van de nieu
we concertzaal aan de Groenmarkt, werkte de
zangvereniging mee aan het openingsconcert. Op
12 november 1839 trok zij bij Toonkunst in en wer
den de oefeningen verder gehouden in de koffie
kamer van de concertzaal.
Gedurende de lange reeks van jaren, dat de zang
vereniging onder leiding van Ceulen stond, schom
melde het ledental rond de 35, vele dames, weinig
heren.
Voor een deel werden nieuwe leden gerecruteerd
uit de afgestudeerde „élèves" van de Middelburgse
Zangschool, ook een schepping van Ceulen, uit het
jaar 1833. Deze uitverkoren élèves mochten gedu
rende twee jaar de oefeningen van de Zangver
eniging gratis bijwonen zonder ballotage. Dit nam
niet weg, dat er een chronisch gebrek aan heren
bestond, speciaal aan bassen. Soms werd een
welkome bas door de directeur geïntroduceerd.
Overigens komen de heren niet steeds plezierig
uit de verf. Herhaaldelijk zijn er klachten: ze ko
men niet op tijd, of ze zijn er helemaal niet. Ze
maakten wel de wet uit. Zij alleen bezochten de
algemene ledenvergaderingen, dames niet. Als de
heren iets besloten hadden, werd hiervan aan de
dames bericht gegeven per missive. Ze mochten
38