wit, knap verdeeld. Hier zien we ook een paar rozenbottels met blad en de belangrijke kievits bloem, (die diende „om de wonden te suyveren endevoorts verwecken sy deur de reucken eenich- sins tot slaep"). Er hangt een vlinder aan de witte roos en dauwdruppeltjes aan de anemonen. Op de voorgrond zien we een rood en wit gestreepte anjer met een knop er naast en aan de andere kant van de vaas „strooit" hij een cyclaambloem met haar mooie blad. De losse bloemen, bladeren of insecten, die zo vaak op de voorgrond van zijn schilderijen voorkomen, duiden bijna zeker op een overblijfsel van de boekminiatuurkunst. Het volgende boeket (afbeelding 4) kunnen we niet geheel beschrijven, vanwege de grote hoeveelheid bloemen, waaruit het bestaat. In deze tijd maakt hij meer hoge boeketten, die, hoewel volmaakt uitge balanceerd, toch niet stijf aandoen in de gesloten nis. De rozen vallen hier meer op dan de tulpen, de kleine bloemetjes schikt hij er weer tussen met een sierlijkheid en uitbundigheid, die dit boeket vrijwel volmaakt maken. Wij zien hier de toen zo populaire schelpen uit Oost- en West-lndië op de voorgrond met een roos met knoppen en een vlieg en een vlinder. Dit schilderij is gedateerd 1618, toen hij in Utrecht woonde en daar een kring schilders vond, die allen door hem zijn be- invloed. Wij noemen hier o.a. Roelandt Savery, Balthasar van der Ast en zijn drie zonen. Wij eindigen met zijn laatste tevens meester werk, dat „hij hadde gemaeckt voor de bottelier van Sijn Hoochheyt-Prins Maurits daervoor hij Afb. 4. Te Utrecht, 1618 Afb. 3. Te Breda, 1619 narcis. Op één van de tulpen laat hij een vlinder fladderen en op de voorgrond schildert hij een vlieg en een rups. Zoals in die tijd algemeen, is de voorgrond grijs en de achtergrond donker. Maar de „Italiaanse" roemer (waarschijnlijk geblazen in Middelburg) „verlicht" het hele schilderij. Verge leken met zijn latere werken is hij hier nog wat los en nonchalant in zijn schikking. Op afbeelding 3 zien we een heel fijn schilderijtje uit zijn Bredase periode (1619-1621), dat een grote rust uitstraalt. Het hangt in het Rijksmuseum en de niet héél aandachtige kijker loopt er achteloos voorbij, omdat zijn volle aandacht wordt getrok ken door het veel grotere bloemstuk van Jan Breughel, vol mooie tuin- en veldbloemen, dat er tegenover hangt. Dit bloemstukje van Bosschaert is weer geplaatst op een grijs-beige voorgrond in een fraaie Wan Li- vaas met groene bloemmotieven en een vergulde rand. Deze eenvoudige bloemschikking, eigenlijk „geraffineerd" eenvoudig heeft een donkergroene achtergrond. Zijn „hoogtepunt" is hier weer de tulp, een gestreept rode, met een waterjuffer erop. We zien hier zijn lievelingsbloemen weer terug: de blauwe akelei (zou hij deze vroeg-symbolische bloem niet kunnen missen?), een rose en rode roos, een oranje met gele afrikaan, een pioenroos en in het midden kleinere bloemetjes in blauw, geel en

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 12