Middelburg, stad met een ziel Thea Valk-le Cointre „Een goede stad" (Dürer, 1 520) Wat vindt in het Middelburg van vandaag iemand terug, die het als kind heeft leren kennen in lange, al of niet verregende zomervakanties op Wal cheren? Het kind, dat in het halfdonker de vooroorlogse Lange Jan beklom over de uitge sleten treden, met één hand aan het oude touw, en zich bovengekomen afvroeg, of de vuurtorenwach ter van Westkapelle daar in de verte te zien zou zijn, hij deed immers op dezelfde hoogte zijn werk. Het kind waarvoor een uitstapje naar een echt Zeeuwse ringrijderij, of naar de uitspanning Oran jezon toen nog feesten waren, zij het dan niet zo Kloostergang Abdij opwindend als een bezoek misschien zelfs op donderdag aan Middelburg. Wat beleeft de met verkeershinder, permanente haast en modern zakelijke bouwstijl nolens volens vertrouwd geraakte randstedeling nu in de hoofd stad van Zeeland; hoeveel is er over van de pitto reske rust, de kronkelende straatjes met blauw stenen stoepen, van de mooie oude monumenten en gilde-, koopmans- en pakhuizen? Oorlogsge weld, het zoute water, en daarna herverkaveling en een groeiende industrie hebben op Walcheren veel veranderd En al kunnen we Zeeland met de uitvoering van het Deltaplan, met de veel verbeterde verbindingen en het toegenomen toerisme alleen maar van harte gelukwensen, of het de geestkracht én de middelen heeft willen opbrengen om hard te werken aan de verwezenlijking van zijn toekomstplannen, en tegelijk ook zijn schatten uit het verleden te be hoeden en weer op te bouwen, daarvan wilden we ons in zijn centrum overtuigen. Belangrijke èn kleinere symptomen van verande ring, als logische consequentie van zo'n 35 jaren tijdsverloop, zijn er veel: industrialisatie, de nood zakelijk geworden moderne woningbouw, de nieu we vakantiefenomenen motel, camping en „het tweede huis"; veel bomen verdwenen, er is minder klederdracht te zien en wèl de al of niet import minirok, er wordt op de markt weinig boter ver handeld en meer plastics. Het isolement kon en mocht niet worden gehandhaafd, ook niet ten ge rieve van de vermoeide stadsmens, die in de zo mermaanden langs Zeelands stranden en in zijn rustige plaatsjes wenst op te knappen van moderne neurosen. En toch Veel, heel veel is gebleven van wat herinnert aan vroeger in Middelburg: de silhouet van de stads kern, de in het voorjaar bloeiende brem aan de wallen, het carillon, dat op gezette tijden wat luchthartige opgewektheid over de huizen en stra ten legt, en gelukkig het Raadhuis, dat bij ieder weerzien even stil maakt om zoveel moois. Dat donderdags met een zeker air de dédain lijkt neer te kijken op de horreurs, die daar voor het bordes grif worden verhandeld als antiek; maar iets lijkt te willen begrijpen van de hang van de moderne mens naar iets ouds, naar ronde, misschien over bodige lijnen en de geur van niet betere, maar kalmere levens.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 14