Vijftig jaren
M. P. de Bruin
„ik heb getracht dit tijdperk van Betje's leven meer in bijzonderheden na te gaan, te doen uitkomen
hoe zij, die zoo echt-menschelijk en gevoelig, zoo springlevend was, in de dikwijls starre, koudverstan-
delijke godsdienstige en zedekundige beschouwingen van haar tijd, voor zichzelf de levende, bezielende
krachten wist te vinden, die haar steunden in haar drang, een goed en volledig mensch te worden".
Dit zegt mejuffrouw doctor H. C. M. Ghijsen in de inleiding van haar proefschrift: Betje Wolff in
verband met het geestelijk leven van haar tijd, waarop zij 8 juli 1919 te Leiden promoveerde in de
Nederlandse letteren.
Het is een groot voorrecht om terug te kunnen zien op een periode van wetenschappelijk werk van
meer dan vijftig jaar en daarbij echt-menselijk en gevoelig en springlevend te blijven om de eigen
woorden te gebruiken waarmee Betje Wolff wordt geschetst. Betje Wolff en Aagje Deken zijn figuren
geweest, zijn mensen geweest, die juffrouw Ghijsen zijn blijven boeien. Dit blijkt wel uit het grote
werk: Dapper Vrouwenleven; karakter- en levensbeeld van Betje Wolff en Aagje Deken, dat in 1954
is verschenen. Had zij na haar proefschrift en de studies over de Samenwerking van Wolff en Deken
als romanschrijfsters gedacht dat het hoogtepunt van de schrijfsters na de uitgave van Willem Leevend
voorbij was, later bleek hoezeer zij zich had vergist. „Tot het einde toe ben ik door het dappere leven
van deze vrouwen geboeid en heb ontdekt, van hoeveel betekenis beiden voor haar tijdgenoten zijn
geweest en ook voor ons nog zijn". Wetenschappelijk werk is actief blijven.
De andere pool van het wetenschappelijk werk is voor de Zeeuwen en voor velen daarbuiten niet
moeilijk te raden: de Zeeuwse dialecten. Wie zo als ik het voorrecht heb gehad de laatste jaren met
haar te mogen samenwerken, weet wat een enorme hoeveelheid werk is verzet om tot het Woorden
boek te komen, waarvan vorig jaar de tweede druk verscheen. Het is zeker een werk van velen ge
weest, het invullen van de dialectlijsten de ondertitel zegt: bijeengebracht door de Zeeuwse Vereniging
voor Dialectonderzoek toch bleef het kritisch schiften en verwerken van het materiaal voor het
grootste gedeelte haar taak. In haar inleiding van het Woordenboek zegt zij zelf: „Hoewel niet het
werk van geleerden, komt deze uitgave rechtstreeks uit de „vakkringen" van kenners en liefhebbers
van de plaatselijke taal voort. Moge ze enerzijds ingang vinden bij hen, die de vergelijkende studie
der Germaanse dialecten beoefenen, anderzijds genoegen verschaffen aan allen, Zeeuwen en niet-
Zeeuwen, aan wie taal en gebruiken van deze streken lief zijn." En welk een genoegen heeft het
Woordenboek gebracht en brengt het nog. Ik denk hierbij alleen maar aan een lid van de rechterlijke
macht, die zijn vrouw elke avond voor het naar bed gaan een half uur uit het Woordenboek voorlas.
Meertens zegt in zijn beoordeling van het Woordenboek: „Het overgrote deel van het materiaal is
echter door Zeeuwen en oud-Zeeuwen zelf bijeengebracht, en in dit opzicht is het woordenboek
uniek; er is geen ander dialectwoordenboek in ons taalgebied, noch voor zover ik weet daarbuiten,
dat op een soortgelijke wijze tot stand is gekomen, al hebben verscheidene andere, zoals het Gro
ninger woordenboek van Ter Laan, eveneens van de medewerking van belangstellenden geprofiteerd."
Het totstandkomen van het Woordenboek betekent niet dat het onderzoek naar de dialecten is af
gesloten. In het Bulletin van de werkgroep historie en archeologie worden nog steeds de mededelingen
van de in 1928 opgerichte Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek opgenomen en vragenlijsten toe
gestuurd. Op deze mededelingen heeft juffrouw Ghijsen nu een register gemaakt, dat over enige tijd
in gestencilde vorm ter beschikking is. Kort geleden werd ik door haar opgebeld met de vraag of
de man van het stencilwerk niet wat kon opschietenanders gaat de vaart er uit!
Aan het slot van Dapper vrouwenleven staan deze zinnen: „En al verder doordringend in de volheid
van leven, van geest, hart en verstand, aan deze vrouwen geschonken, hoop ik iets te hebben bloot
gelegd van de schatten, die in haar leefden, en die zij hebben uitgedragen, over de mislukkingen van
haar tijd heen, naar volgende geslachten, tot in onze dagen. Waarden van geestelijke vrijheid, van
eerbied voor den medemens, van gemeenschapsbesef, van levens- en stervensmoed, die geen mens
ontberen kan, zonder tot innerlijke chaos te vervallen. Waarden van geloof en idealisme, gekruid met
humor en werkelijkheidszin, opwellend uit twee harten, die vertrouwden en het beste wilden, uit twee
geesten, die zich niet uit het veld lieten slaan."
Humor en werkelijkheidszin zijn begrippen die zich goed verdragen met wetenschappelijk werk.
Gaven van geest en hart zijn nodig voor het voortzetten van het werk na een dissertatie om later in
een breder opgezet werk door te geven wat belangrijk is geweest in het leven van twee mensen die
voor onze cultuur zo veel hebben betekend. Humor en idealisme heeft men nodig om een werk als
het Zeeuws Woordenboek te voltooien, zeker als men bedenkt dat de persklare tekst van de letters
A tof en met F in mei 1940 verloren ging. Het feit dat doctor Ghijsen op 8 juli een halve eeuw geleden
is gepromoveerd, is alleszins een gelukwens waard.
70