Landschapsverzorging in Zeeuwsch-Vlaanderen H. Goossens In de naoorlogse jaren zijn door bemiddeling van het Staatsbosbeheer in Zeeuwsch-Vlaanderen meerdere landschappelijk waardevolle beplantin gen aangelegd. Het is de bedoeling om in deze bijdrage enkele van deze beplantingen nader on der de loep te nemen. Het Zeeuwsvlaamse land schap wordt van oudsher gekenmerkt door twee landschapspatronen n.l. het grootschalige open polderlandschap met zijn beplante dijken en het kleinschalige karakteristieke zandgebied langs de Belgische grens. Het overgrote deel van het Zeeuwsvlaamse land mag gerekend worden tot het typische polderlandschap met zijn kreken en dijken beplant met populieren. In eerste instantie zijn hier geen landschapsverzorgers zoals wij die nu kennen aan te pas gekomen. De bewoners van het gebied en dan in hoofdzaak de grondgebruikers hebben dit gemaakt. De dijken die zich nooit bijzonder geleend hebben voor landbouwdoeleinden werden beplant, met de be doeling ze op deze wijze zoveel mogelijk produk- tief te maken. Het waren vooral de polderbesturen zoals men die kende voer de concentratie tot de huidige waterschappen, welke de tot hun polders behorende dijken hebben beplant. Vooral in Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen waren de polderbestu ren plant-minded omdat men uit de opbrengsten van het populierenhout een gedeelte van de onder houdskosten aan polderwegen en waterlopen kon bestrijden. In de oorlogsjaren werd door de bezetters zware schade toegebracht aan het landschap. Prak tisch alle erfbeplantingen en vele diikbeplantingen werden gerooid of door beschietingen vernield en van herbeplanting kwam in die tijd niet veel te recht, deels omdat men andere zorgen had, en deels omdat men er weinig voor voelde de onder dwang gerooide opstanden te herbeplanten. Vooral de volgens de eigenaren lage oorlogs schade vergoedingen zijn oorzaak geweest, dat het herstel van de geleden schade ook de eerste jaren na de oorlog maar langzaam op gang kwam. Na 1950 kwam hierin verbetering. De mogelijkheid om met de overheidssteun, de zogenaamde c.o.l.-sub sidie, landschappelijk waardevolle beplantingen aan te brengen sloeg wel aan; met name door ge meenten en andere publiekrechtelijke lichamen werd van deze mogelijkheid een dankbaar gebruik gemaakt. De particuliere grondeigenaren namen de eerste tijd een afwachtende houding aan. Op vele bedrijven werd overgeschakeld van weidebe- drijven naar het volledige landbouwbedrijf, waar bij de weilanden vaak tot zo dicht mogelijk tegen de boerderij gescheurd werden en opgaande be planting als schadelijk werd beschouwd. Het indijken van de Braakman bracht voor de landschapverzorger voor die tijd ongekende mo gelijkheden met zich mee. Men kreeg de beschik king over ca. 90 ha minder goede cultuurgrond verspreid over vier objecten in dit 1500 ha grote gebied en dat was een oppervlakte, waarvan men voordien alleen maar had kunnen dromen. In over leg met de Dienst der Domeinen werden de be plantingsplannen uitgewerkt en in 1954 werd een begin gemaakt met de inplant van de eerste per celen. Voor de uitvoering werd zorg gedragen door de Kon. Ned. Heidemij. waarbij in hoofdzaak werd gebruik gemaakt van loofhout, o.a. populier, wilg, inlandse eik, es en beuk. Op de meest zandige stukken werd naaldhout geplant in hoofdzaak Oostenrijkse en Corsicaanse den. Het gehele plan ter grootte van 90 ha werd uitge voerd in drie jaar. In de loop van de jaren is ge bleken in welke behoefte, zowel landschappelijk als recreatief de bossen in de Braakman voorzien. Zij hebben het landschapsbeeld in dit gebied enorm in zijn voordeel veranderd. Als wandel gebied zijn zij voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen van betekenis geworden. Behalve de bossen in de Braakman kwam in die tijd een ander belangrijk landschappelijk en re creatief object tot stand. Op initiatief van het Axelse gemeentebestuur werden door het Staats bosbeheer de plannen gemaak voor wat nu bekend staat als het Axelse bos. Ook voor Axel en omge ving bleek dit 12 ha grote wandelbos al spoedig in een grote behoefte te voorzien. Duidelijk is ge bleken, dat deze naar landelijke maatstaven ge meten vrij geringe oppervlakte beplanting voor een zo bosarm gebied als Zeeuwsch-Vlaanderen toch landschappelijk van grote betekenis is. AAet recht is dan ook elke inwoner van Axel en omge ving trots op deze aanwinst. In oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen werd in 1952 met renteloos voorschot van de staat een begin ge maakt met de bebossing van de Waterleiding terreinen in de gemeente Clinge en St.-Jansteen. Per jaar werd een oppervlakte van 5 ha bebost en de totale oppervlakte bedraagt op dit moment 75 ha inclusief enkele hectaren ouder bos. Ook voor dit van origine reeds landschappelijk bijzon- 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 7