RESTAURATIES C. van Schagen Wat opvalt bij het zien van oud-Middelburgse stadsgezichten: hoe veel er verknoeid was in de loop der eeuwen. De achttiende mocht daar al flink aan begonnen zijn, de negentiende had wel het leeuwendeel volbracht. Toen eindelijk begon men te restaureren. Goeiegcd, wat was het nodig! Wat een verzameling van rommelige, verhanselde kavaljes! We stellen dit uitdrukkelijk voorop. En tóch er is ook een andere kant. Hoe verfoeilijke rommelboel het soms ook was, het kan vóórkomen, dat men, langs een of andere voortreffelijke res tauratie wandelend, erkennen moet: vroeger lééfde het, en nu Er zijn plekken, waar men als oud- Middelburger het vroegere sjofele zooitje ietwat mist. In elk geval éventjes we blijven altijd netjes zuiver in de leer héél eventjes maar, aan het hart drukt. Daar had je b.v. de Gistpoort. Staat als degelijk gerestaureerde Poort tegenwoordig op twee onge twijfeld zeer verantwoorde poten. Keurig in stijl en over honderd jaar zal het best wel net-echt wezen. Maar een dooie boel voor wie met die poten geleefd heeft, toen ze zelf óók nog leefden, al was het dan een beetje knudde daar. Toen de antikwaar (spel ik het goed?) Dubois vooral niet Frans uitspreken, je zegt duboois - in de ene poot huisde en bakker Frelier in de andere. De bolussen van Frelier waren evengoed twee cent als die van bakker De Wolff, maar ze waren beslist beter, ze hadden van die heerlijke harde randjes, waar De Wolff het geheim of de stroop niet voor bezat. Dat De Wolff groter klandisie had we hebben altijd gedacht, dat het van zijn stand kwam op het hoekje van de Balans, de loop was meer daarheen gericht, de stoep van Sint Joris, de meisjes van Van Slee, dat lag allemaal dien kant uit. Tussen haken: hoeveel goeds er ook gedaan is met dat nieuwe boekje „Middelburg in ansichten"*) het is en blijft een pure fantasie, die bewering daar, dat de H BS-leer I i ng bij De Wolff, traditioneel palingbroodjes ging kopen in het vrij kwartier en dan nog wel van drie cent nota bene! Wie dat beweert, is niet op de HBS geweest. Primo wordt hier het palingbrood beledigd, dat altijd een „duur" artikel is geweest, waar het zak geld van de schooljongen, toén zéker, niet naar Dr. J. van Ham en B. Leynse, Middelburg in oude ansichten, Zaltbommel 1969. stond. Secundo wordt hier de Waarheid zelve geweld aangedaan, want het waren bolussen, bo lussen en nóg eens bolussen, liefst twee op mekaar, van twee cent per stuk. Er mocht eens een enkele krentenkoek of, als het „eran zat", een „zand koekje" tussendoor lopen, dat blééf exceptie. Maar revenons a notre Dubois. Waar Vader zaak jes mee deed. Die poot van Duboois was een nest van romantiek en verhalen over ongelofelijke en ongetwijfeld ook wel eens ongeloofwaardige maz zels en toen Duboois eruit trok werd het nog mooier. Toen kwam er een soort voorloper van de bioscoop in te zitten. Een houten rotonde van vloer tot zolder met kijkgaatjes erin en voor elk spie glas stond een krukje. Je betaalde je stuiver en had dan het recht, op je krukje gezeten, netzolang te kijken als je wou. Om de minuut ging er een belletje en versprong het schouwspel. Het waren altijd leerzame aardrijkskundige taferelen in een bepaald verband, een 30- a 40-tal. Tegenwoordig doen we dat met dia's veel omslachtiger en duurder, maar dat hoort nu eenmaal zo gut, die dia's, hoe goed ook bedoeld, nimmer kunnen ze halen bij de verrassende wonderbaarlijkheid van de zon-overgoten landschappen, die je bij Duboois werden onthuld. Het heeft niet lang ge duurd, de cinema was waarschijnlijk al in aantocht en we zijn nooit meer zoiets tegengekomen behalve in een van de boeken van Tjallie Robin son, die ze als jongen in Batavia heeft meege maakt. Daar werkten ze in een tent en kroop je onder het tentzeil door. Tjallie en ik wie verder weet er nog iéts van? Ave, oude rommelboel dan, je was wel wat naïever en van alle protsigheid en sensatie gespeend, maar we hébben je genoten! Tweede kavalje dat we missen: het oude Vendu huis in de Abdij, tussen het hotel van Schlüter en de Poort. Het domein van de Jood-de-Groot. We bedoelen hier niets denigrerends mee, hij héétte eenvoudig zo en hij was een algemeen gerespec teerd monument van geest en wereldwijsheid, on betwist gehoorzaamd dictator van het oude Nota rishuis, De Groot had onvoorwaardelijk het laatste woord en de hamerslag en de lachers had hij óók. Een langzame, brede, sceptische, wat trieste oude man in onveranderlijk zwart, met iets dat erg moe was en toch lachte, ergens ver weg, waar je niet bij kon, en heel wijs was hij ai, waar is zijn zilte heerschappij gebleven er zetelt nu een 114

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 18