tal inwoners, ligt concentratie naar grotere
woonkernen c.q. woongebieden ook op het
platteland zelf in de lijn der verwachting.
3. De bevolking zal als gevolg van moderne ver
keersverbindingen nog mobieler worden en
meer deel hebben aan wat er buiten de woon
plaats en provincie gebeurt. Veranderingen op
velerlei terrein tenderen naar een tempover
snelling.
4. De beroepsbevolking zal zich structureel verder
wijzigen. Reeds vóór 1980 wordt in de diensten
sector een nog grotere toename van het aantal
werkenden verwacht dan in de industrie in Zee
land. Na 1980 komt het accent sterker nog op
de dienstensector te liggen. De uittocht uit de
landbouw gaat verder en daarbij zal, evenals
bij de middenstandsbedrijven, het vertrek van
de kleine zelfstandige kenmerkend zijn. De land
bouw zal door toepassing van wetenschap en
techniek een nog sterker industrieel karakter
krijgen.
Door toename van hoog gekwalificeerde arbeid
zullen verschillen tussen handarbeid en hoofd
arbeid verder afnemen. De categorie loontrek
kende middenstand zal het snelst in omvang
toenemen.
De differentiatie van de Zeeuwse bevolking zal
dus toenemen.
5. Verwacht wordt, dat de totale arbeidstijd ver
der verkort zal worden door een geringer
aantal jaren dat men aan het arbeidsproces
deelneemt, langere vakanties en kortere werk
tijden per week en/of per dag.
Alhoewel meer tijd nodig zal zijn voor scholing,
herscholing, informatieverwerking en „doe-het-
zelf-activiteiten" wordt verwacht, dat men in het
algemeen méér beschikking zal krijgen over
vrije tijd, d.w.z. tijd, die niet meer in relatie
staat met arbeid en die in principe besteed
kan worden voor bezigheden die een doel in
zichzelf hebben.
6. Traditionele samenlevingsverbanden zoals het
dorp, de buurt, de familie en de zuil vertonen
de tendens in betekenis af te nemen. Samen
levingsverbanden gebaseerd op persoonlijke
keuze van de leden en die, gebaseerd op doel
matigheid treden in toenemende mate op de
voorgrond. Hierbij treedt een schaalvergroting
op, zowel ruimtelijk als sociaal (over vroegere
barrières heen).
De structuren zullen flexibel moeten zijn, willen
zij optimaal aan de menselijke behoeften be
antwoorden, d.w.z. dynamisch, soepel aan te
passen aan zich wijzigende situaties en be
hoeften.
In deze moderne samenlevingsverbanden laat
traditioneel leiderschap zich moeilijk verdragen,
evenals leiderschap gebaseerd op autoritair ge
zag. Gezag zal in toenemende mate slechts
worden aanvaard, wanneer het gepaard gaat
met een democratische gezindheid.
7. De samenleving als geheel wordt ingewikkelder
en ondoorzichtiger. Het beleid (niet alleen van
de overheden, maar ook van particuliere or
ganisaties) behoeft in toenemende mate een
deskundige basis. Door democratisering van
het onderwijs en door de stijging van de deel
name aan het voortgezet onderwijs zal de af
stand tussen de bevolkingslagen geringer en
meer subtiel worden. Bovendien zullen door
toenemende informatie-overdracht via massa
communicatiemiddelen (t.v., radio, pers) brede
lagen van de bevolking mondig worden. De
behoefte aan voorlichting zal zich duidelijker
gaan manifesteren, alsmede het mee-willen-
spreken en een oordeel-willen-geven, vóórdat
bepaalde beleidsbeslissingen worden genomen.
Deze ontwikkeling vraagt openheid van bestuur.
8. Het cultuurpatroon van de Zeeuwse samen
leving, de verbijzondering van de culturele ver
worvenheid, zal naar verwachting sneller ver
anderen naarmate daar nieuwe elementen aan
toegevoegd worden.
Traditionele waarden, normen en opvattingen
met betrekking tot o.a. huwelijks- en gezins
leven, opvoeding, gezag, arbeid, vrije tijd, kunst,
inkomensbesteding, luxe, overheidstaken, „in
vesteringen" in de mens en na te streven doel
einden zullen verder plaats maken voor nieuwe,
met een modern-dynamisch karakter. In dit
verband moge het generatieprobleem worden
genoemd. Opgemerkt wordt, dat met het groei
end aantal bejaarden het generatieprobleem
zich in toenemende mate in tweevoud zal voor
doen: zowel tussen de eerste en tweede, als
tussen de tweede en derde generatie.
9. Een modern-dynamisch cultuurpatroon wordt
o.m. gekenmerkt door een ruime plaats voor
eigen keuze. Dit veronderstelt de aanwezigheid
van een voldoend aantal keuzemogelijkheden,
niet slechts in het individuele consumptie-pa-
troon, maar ook t.a.v. de collectieve voorzienin
gen. Tot deze collectieve voorzieningen behoort
de z.g. sociaal-culturele infrastructuur; zeker be
horen ook daartoe: die instellingen en orga
nisaties welke bij het totstandkomen van een
eigen keuze kunnen bemiddelen.
Het bovenstaande is een globale algemene schets
van veranderingen die kunnen worden verwacht,
op grond van doortrekken van huidige ontwikke
lingslijnen en ontwikkelingen die zich in min of
meer vergelijkbare situaties voordoen. Het is aan
de Zeeuwse samenleving zelf, om hierin nuan
ceringen aan te brengen en hieraan nader ge
stalte en inhoud te geven.
De Zestigvoetkreek te Clinge
Foto: C. A. L. Kotvis
116