voorrede van zijn boek 40 bladzijden! dat hij durft vertrouwen dat het door een ieder zal worden bewaard. Dat de ouders het voor hun dood aan hun kinderen of bloedverwanten zullen over handigen, want anders is het te vrezen dat zij die in 1963 de parochie zullen bewonen niet meer weten hoe hun voorvaderen hebben gehandeld, en „juist handelen of ze allen Adams waren". Van De Coninck ook weten wij hoe de naam Nieuw Namen is ontstaan. De inwoners van de Kauter behoorden kerkelijk tot Kieldrecht, maar door de toeneming van de bevolking werd de wens tot een zelfstandige parochie te komen wer kelijkheid. Op 27 januari 1859 kwam men in de noodkerk bijeen om „de solemnele kerkscheiding van Kieldrecht te zien voltrokken worden". Die zelfde dag werd ook de eerste herder van de nieuwe parochie, de jonge priester Louis Gustave Camerman, ontvangen. „Om acht ure vergaderde zich de stoet en ging met verscheidene praelwa- gens den priester tot in den Groot-Kieldrechtpolder te gemoet, leidde hem met allen bedenkelyken luister, en onder het spelen van verscheidene mu ziekstukken door de maetschappij Ste-Cecilia van Kieldrecht, tot binnen de parochie, alwaer een jong meisken, genaemd Seraphina De Graef, hem eene schoone aenspraek toestierde, die vele om- staenders de tranen uit de oogen onttrok". De Coninck schrijft nog in de stijl van de 18e eeuw. We moeten hem nog eens citeren wanneer hij aan de naamgeving toekomt. Op verzoek van de bis schop van Breda moest de jonge Camerman een naam bedenken, die hem „verscheidene nachten in menigvuldige gepeinzen" kostte. „En wezentlyk het is alsof hy door den H. Geest op eene wonder- lyke wyze is bestuerd, want den naem die ze ont ving, is eene schoone geheugenis onzer voorvaders, de ingezetenen van den polder van Namen, die door de waters tusschen 24 a 25 december 1717 vergaen is". De noodkerk van de parochie Nieuw Namen heeft niet lang dienst gedaan, want aan het einde van het jaar 1860 werd de nieuwe kerk en pastorie betrokken. Aan het einde van zijn brochure geeft De Coninck nog enkele gegevens uit de burgerlijke stand. Over de periode 1859-1862 is het aantal geboortens 138 en overlydens 81. Hieruit blijkt, aldus de schrijvers, dat de parochie al 57 inwoners heeft gewonnen hetgeen iets wonderbaarlijks is. De Coninck blijft in stijl met zijn slotregel: „Aldus gedaen in waerheid, volgens oude schriften en historiën, te Kieldrecht in de maend July 1863". Ons bezit aan prentbriefkaarten van Clinge en Nieuw Namen is niet groot. Twee prentbriefkaarten verplaatsen ons naar Nieuw Namen in de tijd van de eerste wereldoorlog. Een marechaussee schrijft Het bruidspaar De feestcommissie

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 25