ZEELAND Volgens vele plannen staat Zeeland aan het begin van een economische groei die vooral is gebaseerd op de uitbreiding en vestiging van die soorten (basis-)industrieën, welke ook in Rijnmond te vinden zijn. Volgens het „Groene boekje" van het Over legorgaan Zeehavenontwikkeling Zuid-West Neder land omvatten de Zeeuwse plannen ca. 14.500 ha (bruto) zeehavenindustrieterrein. Hierbij is Reimers- waal inbegrepen, maar de bestaande terreinen en Saeftinge (6.000 ha) niet. Het is nuttig deze omvang te vergelijken met het industrie-areaal in Rijnmond van ca. 5.000 ha bruto2). Een andere manier om zich de bovenge noemde 14.500 ha voor te stellen is deze omvang te plaatsen tegenover het totale grondgebruik in Zeeland. Volgens het C.B.S. bestond per 1-1-1968 ca. 93% van het Zeeuwse landoppervlak uit cul tuurgrond, bos en woeste grond, dus uit open, groene ruimte. Voor Nederland was dit percentage 90 en voor Zuid-Holland 82. Realisering van de Zeeuwse plannen brengt het percentage open, groe ne ruimte terug tot 70 a 80 °/o3). Het Zeeland van de toekomst (het jaar 2000) zal dus naar verhou ding minder bossen, cultuur- en woeste gronden bezitten dan de huidige Randstad-provincie Zuid- Holland. In Zeeland zullen als het ware drie „Rijn monden" van resp. 4.500 ha, 4.000 ha en 6.000 ha worden gecreëerd: Kanaalzone/Ossenisse, Reimers- waal en Sloegebied. Bij deze vergelijking is nog geen rekening gehou den met de eventuele totstandkoming van een tweede nationale luchthaven in het zuidwesten van ons land. Waar in het zuidwesten dit tweede Schip hol zal komen is nog niet bekend. Wel is bekend dat Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland pleiten voor een terrein ten zuiden van Hoekse Waard en dat G.S. van Noord-Brabant afwijzend staan te genover een situering in west-Brabant. Het stand punt van G.S. van Zeeland is nog niet openbaar gemaakt.... De nationaal-economische noodzaak van een grote luchthaven in Zeeland dient uiter aard wel héél duidelijk te worden aangetoond en moet wel héél zwaar wegen, willen de Zeeuwen de realisatie van een dergelijk voor de leefbaarheid in hun provincie onaantrekkelijk project toestaan. NOODZAAK De noodzaak van de bovengenoemde explosieve ontwikkeling in Zeeland is zelfs op het zuiver eco nomische vlak al moeilijk exact aan te tonen. Meestal wordt gewezen op doelstellingen als toe neming van werkgelegenheid en inkomen. Een te snelle uitbreiding van de zeer kapitaalintensieve zeehavenactiviteiten brengt het gevaar met zich mee dat er te weinig investeringsfondsen voor an dere activiteiten overblijven. Het Centraal Plan bureau tracht op het ogenblik kwantitatief inzicht te krijgen in problemen als: in hoeverre is de uitbreiding van zeehavenacti- viteiten voor de nationale economie nuttig, verge leken met uitbreiding van anderssoortige bedrij vigheid die minder investeringen en grond (ruim te) vergt; waar is uit nationaal oogpunt bezien uitbreiding van de zeehavenbedrijvigheid het best te situeren. Op deze vragen zal hier verder niet worden inge gaan. Wel moet er op worden gewezen dat ook niet-economische 4) elementen en doelstellingen van belang zijn, uiteraard voor het „welzijn", maar ook (zie het rapport over Rijnmond) voor de wel vaart. De nadelige externe effecten, zoals tijdver liezen door verkeerscongesties, lucht- en waterver vuiling, geluidshinder door bedrijven en verkeer, enz., spelen hierbij een rol. Het bovenstaande en de ervaringen in Rijnmond geven voldoende aanleiding een vraagteken te plaatsen bij de noodzaak van de geplande snelle ontwikkelingen in Zeeland. Een gematigde toene ming van de zeehavenbedrijvigheid en van het aantal inwoners lijkt voor een optimale welzijns- en welvaartsontplooiing in Zeeland bevorderlijker dan de geplande explosieve ontwikkeling. Het levens geluk van de mensen is niet evenredig met het aan tal hectaren industrieterrein en het aantal inwo ners 5). Een gematigde ontwikkeling heeft het voordeel boven een explosieve ontwikkeling, zoals in het Rijnmondgebied, dat „secundaire" voorzieningen minder in de knel behoeven te komen. Tal van zaken de leefbaarheid betreffende komen dan be ter6) tot hun recht, zoals: de kwaliteit van de stadsuitbreidingen; de kwantiteit en de kwaliteit van de woningen; de kwaliteit van de verbindingen; de kwantiteit en de kwaliteit van de sociaal- culturele en recreatieve voorzieningen. Bovendien zal minder een beroep op buitenlandse arbeidskrachten moeten worden gedaan. Toch zijn ook bij een gematigde ontwikkeling fou ten, zoals gemaakt in het Rijnmondgebied, moge lijk. Voorkomen moet bv. worden dat: normen t.a.v. verontreiniging van het milieu niet stringent genoeg worden gesteld of gehand haafd; bedrijven tezamen de normen t.a.v. verontreini ging overschrijden hoewel ze dit ieder afzonder lijk niet doen; binnen 5 km7) afstand van belangrijke (toekom stige) industriegebieden stads- of dorpsuitbrei dingen plaats vinden; (potentiële) industriegebieden niet zonder meer worden uitgebreid bij het geringste teken van behoefte getoond door het bedrijfsleven. Kortom, op een duidelijk, desnoods „star", beleid in deze kan niet genoeg nadruk worden gelegd. Dit is ook van belang voor de bedrijven zelf, zoals het rapport over Rijnmond aantoont. DISCUSSIE Het is te hopen dat een over een aantal jaren te maken rapport „Wonen, leven, werken in Zeeland" niet als het ware een herdruk zal worden van het rapport over Rijnmond. De te betreuren vergissin gen die Rijnmond tot een gebied hebben gemaakt waar het minder aangenaam wonen en leven is, moeten in Zeeland worden vermeden. Over de wijze waarop dit zou kunnen worden ver- 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 6