7
V -
£~*t. 'S -i. a-t<> CO! *z.-.
t*,C*r t fX H.
/lb Jt-J i- ti té 4. 4-P té
y* Ir yeti it - -t« «6 vti-n. mSSu a,i Set h. jc
4 'óté^Z. 51 $L l y tél
4 té 4-C-l téc ététcté- téz tététtét/ó
4
M
>J*iL. 'IVC - /i 4 til... J?*& 4tété 'US4-&X
ii.C f - &.ÓJL - fut té dtéCtu U>~- l *L /d.,&
stltén. --4u4 t téctél y^C/ s&JM. té J&UAAÏ - tH^£.ft téd/tiL. .'-iVtéK- Mc. - nt tétufu/ -Ui *uté-té
Hó téuté tM: téc*i m té Mc J^ü, stét téa>c-b (4yt tété - 4 sM té n. téb .j 4z téa, S icMt-té^ctn.
tHM*. tét i/XtCCC-1 0^téj- 'itéc^^U*u 1^4 toa~S-yt 4. J {htvi - /itébj/. /tV-44. /}/- tétéuu/. té -lltéf* UM*t
4tétjyt.1
té bet té a ftah
'f
41'H. tét téCté^ UK sUHA. té. .yi té J Ó-tYL _- Até té^sruUu-n lt>té KtéU.
,u>i^S. t>té<t^?c-n cc.S-J£<t StrXi >CJn ÜÓL '/hdUcn e n
oté/cA-Ztl 'n 0- C-L-J iy^/Cn 6 Z! »tu- SjCn., X itt dlYi ^tété^Stéc/vté flté t.OiL-J Ci K yAl HA:/i
S IV fc nté^ut ettAAjL*.. hlp_ nuU tyl tl Hyt O<£n. yt <t <U. üC&^tn. t't l- i<-L ^>-tH
- <.H füt_ i Itr *-*>\. :>.\l 4 Z/t us>i '-< c i A-. oC0^1A d. 9 (4.t A
<1 J h. Si} i h ótf Si,./- - Sïuw>u-
/r
ca
r^KLCjtétés.
Sc ff té
.-'%^ C't-té j 1<+XJ èy'ïi.
Sr.'ti SdaA^'/cu^Soic -
If fiCt f OA f /r' tétété^l UH. #- U. .1. <C pe' j >i -S
OCc UusC. i. S gcicChSx. ték Stl(£x. Sm Ó(a. <ti <>p. /V-Ub S**. !MA.téyCt* 'i .UcJ *t f
.^.SSéct^, srjt.UMA X<c.Xt^p AsCchK S IOCL.J Uc téifrck i-a-H Se 4xi Xj S. ii a utcS "a
Honger. „Wie het eerst komt het eerst haalt",
luidde onze stelregel. Als het brood op was, kon
den we nog wel eens een pulpkoek aanbieden, die
smaakte ook best.
In het schooltje vond ik 's morgens de gemeente
werkman bezig de kachel aan te maken. Een tijd
rovend karwei, want het hout was van pas gevelde
stammen. Walm en stank van petroleum vulden
het lokaal.
„Morgen Rietdijk. Nog nieuws?"
„Morgen, meester. Nou, nieuws Op de split
sing naar Zevenhoven lag er vanmorgen een in de
berm, stijf als een plank, zijn jasje wit van de rijm."
,,'t Was toch bij geval geen tramconducteur?" Zo
een had ik namelijk de avond te voren met lege
handen van de deur gestuurd.
„Nee", zei Rietdijk, „geen conducteur zo maar
een mannetje, 't Was net of ie lag te slapen."
Rietdijk nam voor de hongerdood drie seconden
stilte in acht, langer kon hij zijn nieuwsgierigheid
naar de frontsituatie niet bedwingen.
„Hebt U nog wat opgevangen?"
Ik noemde de steden die bestormd, de rivieren die
overschreden waren; op de Wandkaart van Europa
zochten we op waar ze ten naaste bij ingetekend
konden worden.
,,'t Is nog een heel eind naar Berlijn."
„Als je ziet waar ze helemaal gezeten hebben.
bemoedigde ik, wijzend op Stalingrad en de Kau-
kasus. De gemeentewerkman knikte flauwtjes. Hij
moest voor een groot gezin zorgen en zijn voor
raadje bruine bonen slonk met de dag.
Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening ver
laagde de wekelijkse rantsoenen. De prijs voor een
mud aardappelen liep op tot vijfhonderd gulden
niet voor Rietdijk natuurlijk of voor wie van de
dorpsgenoten dan ook, maar die konden van de
boeren niet meer dan enkele kilo's losbedelen.
Radio Oranje deed in die dagen het verhaal van
een Goesenaar die zich in de krant beklaagd
had over de eentonigheid van het voedselpakket in
bevrijd Nederland: altijd maar die Engelse bis
cuits.
„Zo'n Tarvoboertje", zei een Nieuwvener met wie ik
die avond het nieuws beluisterde en het leek of hij
mij als Zeeuw verantwoordelijk stelde voor de
grofheid van die lomperik.
Nieuwveen geraakte zonder stroom en als je de
kraan van de waterleiding openzette kwamen er
nog tien, twaalf druppels roestbruin water. In de
steden staakten de centrale keukens bij gebrek aan
grondstoffen hun werk, wij op het dorp prikten een
kartonnetje op de deurpost: Hier niets verkrijgbaar.
De schooljeugd liep nu 's morgens van het klom-
penrek recht op de wandkaart aan. „Een brugge-
hoofd bij Remagen, meester!"
„Ja, jongens, 't gaat goed."
„Koningsbergen ingenomen, zevenentwintigduizend
krijgsgevangenen", wist Pietje Precies.
In de allerlaatste oorlogsweek bestond er voor de
kaart geen belangstelling meer. Heel West-Europa
was bevrijd, alleen die smalle reep waar wij woon
den niet. Rodekruisvliegtuigen dropten Zweeds
wittebrood, sommige hongerlijders stikten er in.
„Net als bij het ontzet van Leiden, meester."
Eindelijk, eindelijk barstte ook over Holland de
150