HERINNERINGEN
von M. C. Verburg
Onderduiken is toch al een nerveuze bezigheid,
maar als je verborgen zit in een herbouwd blokje
van drie huizen - - met een coliega en naar later
blijkt met nog een in de Lange Delft in Middel
burg wordt de rust niet groter. Na bijna een jaar
zie je er bleek en opgeblazen uit. Af en toe kruip
je naar het raam, op je knieën, en ga je achter de
straatwand tussen twee ramen staan om je slecht-
geklede stadgenoten te begluren. De man die aan
de overkant woont, naast het grote plein waar eens
Vroom Dreesmann zal komen, zegt je na de oor
log dat hij je steeds zag kruipen, maar gelukkig
was hij „goed".
Af en toe had je een uitje, want de ondergrondse
gaf bericht als er overvalwagens waren gesigna
leerd. Als het donker was liep je dan door de
Sint-Janstraat naar het pakhuis van je vader in de
Zusterstraat, nog geen anderhalve straat, en sliep
je in de ondergedoken auto. Vader wist dat dan
's morgens al, want de bovenbewoners deelden
mee dat ze gerommel hadden gehoord. Er misten
gelukkig nooit kazen.
Je hield je onledig, stafkaarten van het oostelijk
front, een jaar Latijn, een volslagen verouderde
Grundriss der Sozialökonomie, Lijmen, het Been en
Kaas van Elsschot, Gosses en Japikse. Je maakte
met de latere professor Bouman een literatuurlijst
voor economische geschiedenis, die achteraf niet
aanvaard werd. Je verloofde moet een keer bij de
Grüne komen. Toch blijkt er achteraf weinig gevaar
te zijn geweest, zodat je het ingenieuze schuil
plaatsje onder de etalage van de boekhandel niet
nodig hebt. En met de ondergedoken dameskapper
en de familie organiseer je af en toe dolle feestjes.
De slaapkamer was in het huis van S.; de bad
kamer in dat van J. Op een zondag liep je naakt
door de dakgoot over met je zondags pak (toch)
in de hand. Een bij S. ingekwartierde Duitser richtte
zijn geweer op je. Je vroeg hem het pak aan zijn
„gastheer" te geven. Die werd gewaarschuwd en
vroeg de soldaat bij zijn thuiskomst: „Is er al een
pak gebracht?"
In september 1944 moest iedere mannelijke Middel
burger zich melden, daarom ging je op de fiets
naar Nisse, waar je oom hoofd was. Daar moest
je weer spitten en je ging naar Goes. Bij de kapper
zat je een keer naast de beruchte Fachberater
Mittelstenscheidt. De mannen uit Goes zouden per
binnenschip naar Dordt. Je moest weer naar Nisse
terug, nu „officieel" want je bij 's-Heer Arends-
kerke gecontroleerde papieren waren zuiver! In
Nisse hielp je nog een Duitse officier die vlakbij
je door een jager in het been was geschoten op
een brandweerwagen, richting ziekenhuis Goes.
De bevolking vond het gek.
In Nisse de komende landing, dus weer op de
fiets naar Middelburg, waar je 6 november werd
bevrijd, maar niet dan na kennis gemaakt te
hebben met de Warspite, de befaamde tank met de
Noorse majoor (wat je ter plaatse ontging) en met
de inundatie, ledereen sliep op het laatst in kelders,
er sloegen overigens weinig kartetsen in (een bij
Overbeeke, Dampoortstraat 7, drie huizen verder).
Er was civiele discipline, waardoor eigenlijk? Er
was niets meer te stelen, voor het eerst waren er
geen rangen en standen in Middelburg.
Ik meen dat op 5 november de Beatrixbrug vanaf
de spoorwegovergang in het geallieerde schoots
veld lag, al was er natuurlijk niets af te snijden.
Op zes november liep ik met een honderd Middel
burgers in de Molstraat. Van de Dam kwamen de
eerste Tommies, de Duitsers verdwenen in de Orts-
kommandantur aan hef eind van de straat. Wij
bleven staan, de aanvallers waarschuwden niet
want de dekking was te mooi. Gelukkig kwamen de
Duitsers terug met een witte vlag. Zij werden de
Bismarck Jugend genoemd.
Een lange rij krijgsgevangenen liep door de Mol
straat. Ik riep tegen een van hen „Sie leben noch".
Hij verstond het in het meervoud zodat het accent
van blij op spijt viel. Hij riep „Wir kommen zu-
rück". Ik had het er naar gemaakt.
Op de Dam werd enkele tellen na de capitulatie
een Duitser bij misverstand doodgeschoten. In het
ziekenhuis stierf hij; de dader, zo wist het publiek,
zat aan zijn bed. De verbroedering was al begon
nen, zij het op nog macabere basis. De school aan
de Nederstraat werd door de bevolking geplun
derd, dat wil zeggen de Duitse voorraden.
Ook op de Dam stal een notoir stadgenoot een
blik benzine uit een Volkswagen. Een marechaus
see riep: „tuig". Dagenlang werkte bijna niemand.
Wij ontvingen de bevrijders; velen stelden edel
moedig hun vrouwen ter beschikking. In de concert
zaal heb ik gehockeyed. 's Avonds was het er dan
sen. Waar kwamen de voorbehoedmiddelen zo
snel vandaan, anders dan uit de legerpakketten,
met Sweet Caporals en Cadbury chocolade. Op het
Hofplein sloeg een joelende menigte de aanvoer
van moffenmeiden gade. Bij het Militair Gezag
werd eerst Bouman, later Schorer economisch ad
viseur; ik werd hun secretaris.
Een grossier bracht een wagen consi's (cigaretten
onder nationaal-socialistische invloed zei men) in
veiligheid. Van een Dienstsfelle pikte ik Rosenberg's
Mythus des XX.sten Jahrhunderfs. De eerste Joden
werden uitgelaten begroet. In december was ik
conferencier in twee Liberty Variety Shows in de
Schouwburg, geopend door burgemeester Van der
Weel.
153