Zeeuwse kroniek M. P. de Bruin „Na 2 jaar heeft het dorp al een heel ander aan zien gekregen. De puinhopen zijn opgeruimd en op de zo ontstane vlakte zijn noodwoningen ge plaatst, 200 in getal, welke alle bewoond zijn. Ook zijn reeds 210 nog bestaande woningen defi nitief hersteld of bewoonbaar gemaakt". Zo schrijft J. Ligthart-Schenk in zijn noterende stijl in zijn brochure: Westkapelle voor en na 3 October 1944, dat is de dag van het eerste bombardement. Hij besluit met een vraag: „Bezocht U ons oorlogs museum al? U hebt daar een prettig zitje en een ruim uitzicht over het geteisterde dorp en de zee koffie en thee aldaar verkrijgbaar". Als we het in tegenstellingen zouden zoeken dan hier een citaat uit het boekje van Henk de Waard: Walcheren onder de zeegolvende eerste golf (1945). „Westkapelle is dood! Het verzandt en het tweede bombardement der Engelse bommenwer pers heeft slechts een veertigtal huisjes gespaard, die onbewoonbaar geworden zijn. Zij spreken een sombere taal. Uit de ruïne van de molen klinken, voor ons, de rauwe noodkreten nog op, waarmee de zevenenveertig slachtoffers hun angst uitjam merden. Onder het woelende zand liggen nog vele slachtoffers begraven". Hoewel citeren een gevaarlijke bezigheid is, omdat men het risico loopt de schrijver onrecht aan te doen, laat ik weer een aanhaling volgen: „Den 19en November begint de(ze) Dienst Droogmaking Wal cheren met slechts enkele menschen zijn werkzaam heden in een winkelpand te Goes; half December wordt te Middelburg kantoorruimte aan de Loskade betrokken. Vanuit dit hoofdkwartier wordt de veld slag geleid. Aanvankelijk is men in het defensief beperking van de uitbreiding der schade en voor bereiding voor den aanval. Daartoe zijn vele moeilijkheden te overwinnen. Allereerst het ver krijgen van het benoodigde materieel: zandzuigers, baggermolens, bakken, sleepboten, draglines, alles met geschoold personeel". Zo lezen we in: Zeeland in bewogen dagen, 4e deel. De droogmaking van Walcheren, door W. Metzelaar (1946). 13 maart 1945. Koningin Wilhelmina betreedt voor het eerst na bijna 5 jaar te Eede Nederlandse grond. „Het werd een zege-tocht zelfs in dit als gedoemde gewest, want als bij ingeving voelde de bevolking dat zij weer blijde kon en mocht zijn, nu onze, nu hun Koningin uit eigen aanschouwing wist wat er geschied was en geen rust meer zou hebben voor hulp in den nood verstrekt, voor vertrouwen in de toekomst weer aangewakkerd was. De oogen straalden, de harten sloegen wat lichter en de voeten gingen vlugger. Vreugde woei uit de vlag gen, blijdschap klonk op uit het oranje en uit kee- len, schor van emotie, barstte als een jubel los het aloude Wilhelmus, de nationale hymne, waarin zoowel het verheugde als het geprangde gemoed zich lucht te verschaffen wist, de eeuwen van ons roemrijk volksbestaan door". Aldus N. J. Karhof in: Zeeland in bewogen dagen, 5e deel. „Op Zaterdag 5 Mei werd de capitulatie der Duitse strijdkrachten te Wageningen ondertekend. Het werd een aarzelend gevierde bevrijdingsdag. Op Maandag 7 mei bereikten de geallieerde voorhoe den Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Zij wer den er verwelkomd met tranen en gejuich. Over de overweldigende vreugde, weer vrij te zijn, verlost van de gehate vijand en zijn nog gehater hand langers, viel echter een zware schaduw: de worste ling had zware offers gevergd, materieel en per soonlijk. Het land was ontredderd. Ongeveer een derde van het nationaal vermogen was verloren gegaan. Slechts in jaren van noeste arbeid zou men het produktieapparaat kunnen herstellen". L. de Jong in Nederland in de Tweede Wereld oorlog (Algemene geschiedenis der Nederlanden, dl. XII). 155

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 23