Zeeuws prenten K L. W. de Bree M. P. de Bruin „Zoveel in mijn vermogen ligt zal ik uw vragen beantwoorden, maar mijn naam wil ik niet ge noemd zien. Wat dat betreft ben ik Westkappelaar, een Noorman om zo te zeggen." Noordgermaanse heldensagen bewijzen dat de Vi kingen allerminst bescheiden waren, maar vooruit, hef nadrukkelijk verlangen van onze zegsman dient gerespecteerd, ook zonder beroep op een ver meende afstamming. Uit hef spel van vraag en antwoord dat hierna volgde is een korf verhaal op te bouwen: Hij woonde vlak bij een geschutsopstelling in Wesf- kapelle. Iemand uit Aagtekerke liet hem een pam flet lezen dat boven het eiland was uitgeworpen niet boven Westkapelle overigens. „Waarschuwt uw buren, gaat weg zonder uitstel! Niet alleen een luchtbombardement, maar even eens het gevaar van overstroming bedreigt uw leven en dat van uw families. Op de fiets, een aanhangwagentje daarachter, was de man met zijn vrouw vertrokken, in de morgen van de derde oktober. Bij kennissen op een boer derij onder Boudewijnskerke vond hij toevlucht. Nog diezelfde dag vielen de bommen. Door de halvemaansvenstertjes van de stal zag de man fonteinen van rook en stof opspuiten en hoe massa's stenen en zand in de lucht geslingerd werden. De muren van Boudewijnskerke stonden te schudden, na enige tijd dwarrelden pluimen van de Westkappelse verenbedden over de buurtschap heen. Tegen half vijf verdween de laatste Lancaster in westelijke richting. Een gore wolk dreef boven de plek waar het dijkdorp gelegen had. De mensen van Boudewijnskerke kwamen uit hun schuilplaat sen te voorschijn, een boer die het slootpeil in ogenschouw ging nemen riep dat het water aan hei komen was. Onze zegsman meende dat het verstandiger was naar het noorden van Walcheren uit te wijken, maar dit moest dan wel vlug gebeuren. Zo beland de hij tenslotte, als zoveel van zijn dorpsgenoten, Westkapelle, 1944

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 24