Plant, dier en
inundatie
J. A. Trimpe Burger
Toen in oktober 1944 Walcheren plotseling over
stroomd werd door het zeewater, probeerden niet
alleen de mensen, maar ook de vele dieren, waar
Walcheren rijk aan is, het vege lijf in alle haast te
redden. Dat het velen niet gelukt is, valt niet te
verwonderen, gezien de snelheid waarmee het
water op kwam zetten, en de vaak omsingelende
bewegingen die het maakte, door eerst sloten en
laag gelegen landen en wegen te overspoelen.
Het dierenrijk kwam vanzelfsprekend heftiger in
beroering dan het plantenrijk, omdat de meeste
dieren min of meer in staat zijn om zich snel te
verplaatsen, om zodoende de verdrinkingsdood te
ontsnappen. Kruiden, heesters en bomen konden
niets anders doen dan lijdzaam hun lot afwachten,
een lot dat voor bijna alle een langzaam af
sterven betekende Het zou veel ruimte eisen om
alle reacties van plant en dier tegen deze over
stromingsramp in bijzonderheden te beschrijven en
daarom wil ik proberen een meer algemeen beeld
te geven en hier en daar een voorbeeld aan
halen dat speciaal de aandacht trok.
Van de vleugelloze dieren zijn het vooral de ratten
en muizen geweest die zich het best in veiligheid
wisten te brengen. Ze toonden zich uitstekende
zwemmers en vonden veelal op de verlaten en in
het water staande boerderijen een eerste toe
vluchtsoord.
Of veld-, spits- en andere muizen op hooitassen en
graanzolders het voor hun geschikte milieu vonden,
laat zich natuurlijk bezien. In ieder geval zorgden
de naar het vasteland ontsnapten wel voor de
instandhouding van hun soort. Een georganiseerde
verdelgingscampagne werd gevoerd om aan een
grote ratten- en muizenplaag een einde te maken.
Hazen en konijnen zijn er niet veel ontsnapt. De
stand van deze dieren in de duinen was niet merk
baar toegenomen. Het aantal omgekomen fazanten
schat ik hoog. De laatste zijn over lange afstanden
Opstel geschreven voor het tijdschrift van de Vereniging
van leerlingen der Gerard Adriaan van Swieten Tuinbouw
school te Frederiksoord, ,,De Tuinhaas" 1, 1945, 5, pag. 19-20.
slechte vliegers en velen zullen dan ook wel door
uitputting en vooral door gebrek aan drinkwater
zijn gestorven.
Een eigenaardig geval deed zich voor bij een pa
trijs, die ik vier dagen na de overstroming in een
meidoornhaag vond op ongeveer 3 km van het
vasteland. Hef dier had een krop vol water. Ik
ontdekte dat hij niet alleen was. Tussen zijn veren
had zich een groot aantal vleugelloze en slecht-
vliegende insecten verscholen de gewone vogel
parasieten daargelaten veel oorwormen, pisse
bedden, een duizendpoot en nog enkele kevertjes.
De vraag doet zich nu voor of deze vleugellozen
een beschutting zochten of wel een middel zagen
het water te ontvluchten, door als luchtreizigers
met de patrijs naar het vasteland te vliegen. Hef
laatste lijkt me niet onwaarschijnlijk. Groot was het
aantal overwinterende watervogels op het Wal-
cherse binnenwater. Hoewel groepen van duizen
den smienten, zeeëenden, wilde eenden, meerkoe
ten en andere op de Scheldemondingen geen zeld
zaamheden zijn, deed dit op het Walcherse land
vreemd aan.
Ook het aantal nachtegalen en zwaluwen, dat de
duinranden betrokken had, was groter dan andere
jaren. Het moet voor vele van deze zomergasten
wel vreemd geweest zijn, hun oude vertrouwde
plaatsen zo geheel veranderd terug te vinden.
Dat het aantal insectenetende vogels groter was
dan andere jaren trof uitstekend. Begin juli 1945
brak er een geweldige muggenplaag uit. Muren en
ramen zagen „zwart" van de muggen. Het betrof
hier de groene brakwatermug, die ook aan het
IJsselmeer en de Afsluitdijk zo veelvuldig voorkomt.
Gelukkig bezorgden ze mens en dier weinig last.
Steken doen ze niet. Alleen moest je niet te kies
keurig zijn, want het aantal groene muggen, dat je
at en dronk, was onvermijdelijk groot. Uitgezon
derd bij de muggen was het aantal andere insecten
van iedere soort sterk teruggelopen. Wespen bijv.,
die hier aan de fruitteelt vrij veel schade berokke
nen, kwamen dit jaar sporadisch voor. Veenmollen
163