heugen wilde ik alleen laten spreken om in deze
stonde van herdenking en bezinning het Uwe terug
te voeren naar die tijd die zo onbegrijpelijk ver
achter ons ligt en die ons tegelijk zo onbegrijpelijk
nabij is gebleven.
Herdenking en bezinning. Laat ik eerst iets zeggen
over dat eerste.
De gehele tweede wereldoorlog door heeft, in ons
land, de provincie Zeeland een bijzondere positie
gehad. Dat bleek al tijdens de Duitse inval, in
mei 1940. Ik geloof niet dat Nederlandse troepen
zich ooit psychologisch in een moeilijker positie
bevonden hebben dan die aan welke de verdedi
ging van Zeeland toevertrouwd was die paar
duizend man die op de avond van 14 mei ver
namen dat in het gehele land de strijd gestaakt
was maar dat in Zeeland, in Zeeland alleen,
doorgevochten moest worden, samen met en ook
terwille van de Fransen die ons te hulp waren
gesneld. Lang heeft die strijd niet geduurd, enkele
dagen slechts. Men was tegen de formatie van de
Waffen-SS die hier aanviel, niet opgewassen en
toen het er op de ochtend van 17 mei korte tijd
naar uitzag dat de Fransen toch de Waffen-SS'ers
aan de Sloedam konden tegenhouden, werden een
luchtbombardement en een artilleriebeschieting
van het centrum van Middelburg ingezet die beide,
evenals het luchtbombardement van Rotterdam drie
dagen tevoren, een terroristisch karakter droegen
en die aan het centrum van de stad waar wij ons
nu bevinden, haar uit de Middeleeuwen en uit de
tijd van de Republiek daterende intieme sfeer voor
altoos ontnamen.
Bij de bezettingsjaren wil ik vandaag niet in bij
zonderheden stil staan, ik wil ook geen namen
noemen niet van hen die, sommigen al van de
begintijd af, hef leven op het spel zetten door
hun deelneming aan hef verzet, evenmin van d,ie
anderen die zich uit overtuiging of uit berekening
aan de zijde schaarden van de nafionaal-socialis-
tische bezetter. Ook Zeeland heeft de druk van
die bezetter ondervonden. Misschien was in deze
landbouwende provincie hef dagelijks rantsoen
voor de meesten minder schaars, minder eentonig
dan elders misschien was ook de deelneming
aan de nationale verzetsorganisaties moeilijker
vooral toen de gehele provincie op grond van
militaire factoren door de Duitsers tot Sperrgebiet
verklaard werd. Zeker is het dat Zeeland meer
dan andere provincies te lijden had onder de
inundaties waardoor de Duitsers het probleem van
de verdediging van dit deel van het land vereen
voudigd hadden. Veel verschil was er overigens
niet. Ook hier werd ons volk beknot in zijn vrije
organisatievormen, werden politieke groeperingen
met uitzondering van de NSB verboden, werd de
pers onder repressieve censuur geplaatst, werden
de kerken gecontroleerd, werd hef onderwijs met
gelijkschakeling gedreigd, werden arbeiders ingezet
bij werk ten dienste van de vijand, werden
gijzelaars opgepakt, werden de Joden, een
schamele tweehonderd, verdreven om later uit
andere delen van het land gedeporteerd te worden.
En ook hier voor alle gezagsdragers die niet fout
waren, het dagelijks gewetensconflict hoe ver
men gaan kon, hoe ver men gaan mocht in zijn
dienstbaarheid aan de vijand. Ook hier de diepe
ergernis over de duizenden die Mussert volgend,
Hitler dienden ook hier, menigmaal, de teleur
stelling over de houding van gezagsdragers die,
steeds het kleinste kwaad verkiezend, steeds minder
bescherming konden bieden aan de juist op die
bescherming aangewezen burgerij. Maar ook hier,
bij de meesten, het instinctief vertrouwen dat eens
de bevrijding zou komen uit een druk die van
maand tot maand zwaarder werd.
Juist die bevrijding welke wij vandaag herdenken,
werd hef die voor Zeeland de meest acute, de
zwaarste beproeving vormde, dubbel zwaar omdat
de hoop op een onmiddellijke, als het ware pijnloze
verlossing die op Dolle Dinsdag, 5 september 1944,
gewekt werd, niet in vervulling ging. Na het mis
lukken van de overtocht over de Rijn bij Arnhem
stond het voor de Geallieerde militaire leiding
vast dat hef nog maanden van harde strijd zou
kosten voor het Derde Rijk verslagen was. Alles
wat de Geallieerde legers nodig hadden, moest
toen nog komen van de verre havens in Normandië
die maar een beperkte capaciteit hadden. In de
overige havens aan de kust van het Kanaal en
van België hadden de Duitsers zich verschanst.
De haveninstallaties van Antwerpen waren door de
moedige medewerking van Belgische verzetsgroe
pen ongeschonden in Geallieerde handen gevallen
maar geen schip kon er binnenlopen voor de
Duitsers van de boorden van de Westerschelde
verdreven waren en voor dat vaarwater van mijnen
was gezuiverd.
De moeilijke strijd die de Geallieerde troepen,
met name de Canadezen en Engelsen, in deze
provincie hebben moeten voeren voor de toegang
tot Antwerpen vrij was, wil ik niet in bijzonder
heden memoreren. Drie aspecten wil ik slechts
onderstrepen.
Ten eerste dan dat in de tweede helft van oktober
en in de eerste dagen van november 1944 geen
deel van het land, misschien met uitzondering van
Midden- en Noord-Limburg, zo zwaar door het
oorlogsgeweld getroffen werd als westelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen waar de Duitsers slechts stap
voor stap teruggedrongen werden en waar onder
de inwerking van de Geallieerde artillerie en de
Geallieerde luchtmacht, dorpen en behuizingen
puinhopen werden terwijl in die kletsnatte en kille
herfst de bevolking nauwelijks wist waar zij het
vege lijf moest bergen. „De mensen zagen grauw
van honger en ellende", zei mij later een inwoner
van Oostburg, „maar ze hebben het doorstaan."
Het tweede aspect dat ik wil, dat ik moet memo
reren, is het onder water zetten van Walcheren -
uitvloeisel van een besluit van de Canadese leger
leiding, goedgekeurd door de generaals Mont
gomery en Eisenhower, niet voorgelegd en, naar
mijn overtuiging, opzettelijk niet voorgelegd aan
de Nederlandse regering te Londen, vermoedelijk
vanuit het besef dat men van die regering
nauwelijks kon vergen dat zij haar uitdrukkelijke
instemming betuigde met een operatie die duizen-
140