M. H. Wilderom, Ing., Tussen afsluitdammen en deltadijken, deel III, Midden-Zeeland zoals Jeroen Bosch een typische Brabander was? Is de eenvoud van de Zeeuw een variant van die van de Nederlander (vide Chorus). Waarom verzet tegen de ruilverkaveling in het zo progressieve agrarische Zeeland? De schaalvergroting komt zij delings aan de orde: verbindingen, de Zeeuws- Brabantse Z.L.M., de polderconcentratie, de Zee- landbrug en de vaste Westerscheideverbinding als teken van die gewantrouwde ruimtelijke ordening (en het herwonnen zelfvertrouwen). Ik kan de lezer maar één ding adviseren: Schrijft U zelf eens een notitie over dit boek, zoals ik deed. Er zullen weer andere trekjes in voorkomen, de trekjes van Uzelf die ook in het boekje zouden thuishoren. U zult door De Bree op het spoor van Uw karakter worden gezet. U zult ook op zijn tijd graag een borrel en een goeie sigaar hebben (p. 77), in elk deel van Zeeland weer om een andere reden. Dit boekje is geen studie, zegt De Bree. Dat is juist, het is een spiegel -en voor de niet- Zeeuw een loep. Rancuneus vond ik het niet. Maar ik stop, anders koopt U het (voor 8,25) niet en zou U de uitgever (Sijthoff, Leiden) en de fotograaf (C. A. L. Kotvis) èn Uzelf tekort doen. De auteur niet, want die moet bij de samenstelling al genoeg uitbundig plezier hebben beleefd. M. C. VERBURG De sociaal-economische ontwikkeling van de pro vincie Zeeland in de jaren zestig is, na twee eeuwen van stilstand-op-enige-uitzonderingen-na, een „mi racle". Zij gaat gepaard met een maatschappelijke en culturele vooruitgang, zoals ten aanzien van de zieken- en bejaardenzorg, dorpscentra en sport accommodaties, landschap, schouwburgen en mo numentenzorg. Niet minder opvallend is de aan dacht voor de geschiedenis. Het Zeeuws Tijdschrift levert hiervan vele voorbeelden. Vermeldenswaard zijn de studies van de Stichting Bodemkartering, de herdrukken van Smallegange, de Walcherse Ar cadia, de Tegenwoordige Staat en de herdruk van prentbriefkaarten in boekjes uitgegeven door de Europese Bibliotheek. Een bijzondere plaats wordt ingenomen door de bronnenpublicaties van de hand van de heer M. H. Wilderom, technisch hoofdambtenaar bij de Rijks waterstaat in Vlissingen. In 1961 publiceerde hij het deel over Noord-Beveland (samen met onze redac teur M. P. de Bruin), in 1965 volgde dat over Noord-Zeeland en weer vier jaar later deel drie, handelende over Walcheren en Zuid-Beveland. Als over enige jaren Zeeuwsch-Vlaanderen beschreven zal zijn, zal daarmee een unieke uitgave zijn ge completeerd. Onze bewondering stijgt nog als wij weten dat Wilderom de studies op eigen risico's heeft uitgegeven. De uitgave is wetenschappelijk moeilijk onder te brengen. Zij is namelijk fysisch-geografisch van ka rakter maar behandelt ook het ingrijpen van de mens in zijn eigen milieu, dat wat in Duitsland „Kulturgeographie" heet. Daartoe behoren de occu patie, het economisch leven en het verkeer. Er is dus een overloop naar de sociale geografie, zonder dat het eigenlijke groepsleven echter aan de orde komt. Men mag de auteur deze afbakening niet aanrekenen. Voor hem is het kenobject be paald door zijn waterstaatkundige opleiding, het geen de stofbehandeling een consistent karakter verleent. Daardoor is het werk nagenoeg volledig en encyclopedisch. Het zorgvuldig gebruik van de bronnen is voor ons aanleiding meer een overzicht te geven dan een recensie. De saillante hoofdstukken zijn die over de topo grafie en de geografie, de talloze polders, het land- verlies, de verdediging tegen het water, de geschie denis van de bewoning en het huishouden, en de middelen van verkeer en vervoer. Topografisch begint de auteur bij het oude polder huis, de „Schoone Waardin" ten oosten van Vlis singen, aloude dienstwoning van de polder, tevens herberg voor de bemanning van de zeilschepen bij Rammekens en plaats van vele strandingen. Dan komt het hoofdstuk over de redder Frans Naere- bout (geb. 1748) en de Kon. Zuid-Hollandsche Mij. tot redding van schipbreukelingen. De behandeling van de forten rond Vlissingen sluit hierbij aan. De hoogste duintop is, met 51,80 meter, die bij Valkenisse; de Westkappelse zeedijk is slechts tien 196

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1969 | | pagina 20