de oude stoomtram, maar hierom zullen alleen de
liefhebbers van het spoor- en tramwezen treuren.
Schouwen-Duiveland is volledig „verbust" zoals zij
dat noemen.
Wij blijven bij de monumenten: de kerk van Noord-
gouwe, middelpunt van een fraaie kerkring. Wij
slaan nog even het Kunstreisboek op en lezen dat
met de bouw in 1462 werd begonnen. Dan volgt
een opmerking die slaat op de tijd van Nagtglas.
„Een bepleistering uit de vorige eeuw, niet onver
makelijk als prototype van neogothische lelijkheid,
werd verwijderd bij de restauratie in 1955". Over
restauratie gesproken: hetzelfde Kunstreisboek ver
meldt dat de Conyershuisjes in 1953 gerestaureerd
zijn. Er is blijkbaar geen bestemming voor en dat
is ook de reden waarom ze weer snel bouwvallig
zullen worden. De sporen zijn reeds goed te mer
ken.
Op onze terugweg hebben we ons afgevraagd wat
Schuddebeurs zou betekenen. In het Woordenboek
der Nederlandsche Taal, waarvan het eerste deel
in 1885 verscheen en het veertiende dat het ge
deelte SSroop behandelt in 1936, staat onder
het trefwoord Schuddebeurs het volgende: „Uit
Schud de beurs, vroeger gewoon als naam van
herbergen, waaraan weder sommige buurten (op
Schouwen, op Putten, bij Lage Zwaluwe) hun naam
ontlenen". Verder geeft dit woordenboek nog de
zegswijze: het is hier altijd schuddebeurs, men moet
maar voortdurend klaar staan om te geven of te
betalen.
Ten slotte zijn wij nog eens gedoken in de onuit
puttelijke schatkamer aan gegevens die De Vos in
zijn „De vroedschap van Zierikzee" heeft verza
meld, op zoek naar namen van eigenaars van de
vroegere buitenplaatsen in Schuddebeurs. Het speelt
in de 18e eeuw. Cornelis Mulock, die drie dienst
boden en een phaeton hield, bezat de buitenplaats
„het Clooster Zion", bestaande uit een huis, schuur,
zomerhuis en plantages, groot 10 gemeten. Met
Albertus van der Schatte, die eveneens drie dienst
boden hield, ging het bergafwaarts. Voor een aan
zienlijke schuld moest hij zekerheden stellen door
parten in de buitenplaats „Bleikzicht", een blekerij
en een bos, en het hof „de Katte" dat met boom
gaard en bossen ruim 24 gemeten bedroeg. De
naam Bleikzicht was ontleend aan de blekerijen,
die reeds in de 17e eeuw door doopsgezinden
waren aangelegd.
Mr. Willem Adriaan de Jonge, die in 1795 drie
dienstboden en een rijtuig hield, bezat onder
Schuddebeurs de buitenplaats „Welgelegen". Zijn
jongste zoon Willem Dignus, heeft het buiten ver
groot en verfraaid. Deze tak van de uitgebreide
familie De Jonge, die in de adelstand werd ver
heven, bezat ook „Mon Plaisir", evenals huize „den
Haan", als gebouw één van de grootste buiten
plaatsen, dat aan het eind van de vorige eeuw
werd gesloopt.
In de Gids van Zierikzee en de eilanden Schouwen
en Duiveland van het begin van deze eeuw wordt
van Schuddebeurs gezegd: „Nog altijd strekt het
tot doel van veler wandelingen en vooral des
zomers wordt het druk bezocht door gezelschap
pen, die hier in den aan den vijver gelegen koepel
of in het bosch verscholen priëetfjes koffiedrinken
en gebruik maken van de uitspanningen, die deze
ververschingsplaats aanbiedt".
205