Mossel- en garnalenschuiten in de Emmahaven Z.-VI. Een jaar later werd verkocht voor 160,tol 180,per ton, o.a. door de vissers-kleinhande laren, welke zoveel verkochten, dat zij later hun eigen vis te Vlaardingen voor 200,terug moes ten kopen, om aan de vraag van hun kleinhandel te kunnen voldoen. De Zuiderzee-ansjovis was overigens meestal goed koper dan de Zeeuwse. Doorgaans was de ansjovis van de Zuiderzee minder vet, maar het verschil werd ook toegeschreven aan de zorgvuldiger be handeling te Tholen en Bergen op Zoom, waardoor de Zeeuwse ansjovis eerder bruikbaar zou zijn dan die uit het gebied van de Zuiderzee. Juist in het slechte jaar 1880 was er ook nog een geheel ander geluid betreffende de ansjovis te be luisteren en wel van de in 1877 aangestelde hoofd opziener der visserijen C. J. Bottemanne, die plan nen bekend maakte, om de zogenaamde kunst matige teelt van ansjovis te beproeven. Uitstel daarvan was toen echter onoverkomelijk, aan gezien geen kuiters en hommers (kuit- en homrijke ansjovis) werden gevangen. Overigens werd het nog mei 1890 aleer Bottemanne het daarmee tot een geslaagd experiment bracht. Lid geworden zijnde van de Nederlandse Dierkundige Vereniging bracht hij over zijn experimenten nog in datzelfde jaar 1890 verslag uit in één der wetenschappelijke vergaderingen. Symptoom van een nieuwe geest! De vangst van ansjovis is bijzonder klimaatgevoelig en is mede terug te voeren op een samenspel van voor de teelt het jaar te voren van belang geweest zijnde oecologische factoren. De ansjovis vangst op de Oosterschelde bedroeg in 1965, 1966 en 1967 respectievelijk 16.346, 3.437 en 1.018 kg met een aanvoerprijs van 1,35 a 1,50 per kg en een prijs van de ansjovis in het zout van tegen de 500,per vat. De omstandigheden voor de teelt in de zomer van 1967 waren van dien aard, dat mede gezien het voorkomen van jonge ansjo vis zeker in 1968 eenzelfde produktie als in 1966 verwacht mocht worden. Men ving 3981 kg! De be- en verwerking te Bergen op Zoom is ten op zichte van vroeger wel wat gewijzigd, maar men heeft nog steeds ongeveer 10.000 vissen voor een vat nodig. Tijdens het bewaren loopt het „groene" visgewicht terug van 200 kg tot 120 kg per vat. Behalve in de weren werd o.a. in 1884 door Bel gische vissers nabij de grensscheiding ook ansjo vis gevangen met de schardijnkuil. Deze ansjovis kwam meestal groen d.w.z. vers aan de markt te Antwerpen. Activiteit van passieve visserijen De weren stonden vooral ook voor de vangst van panharing, welke van februari tot mei gevangen werd, dus vóórdat de ansjovis kwam. Evenals de meegevangen rog ging de haring voornamelijk naar Antwerpen, inplaats dat men er bokking van maakte en ze in het eigen land voor meer geld verkocht! Toch ook gemiste kansen! Men liet bovendien het vaststellen van de prijs over aan de visvrouwen zonder door verkoop bij afslag de hoogte van de prijs te bevorderen. Na 1869 is er geen melding meer geweest van de voor dat jaar reeds beschreven geweldige haring vangsten. In de twintig jaren daarna kwam pas weer een opmerkelijke vangst voor in de eerste helft van mei 1884, toen door één weervisser op één getij 25.000 haringen konden worden gevangen, welke haring per 100 stuks 0,50 opbracht. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 10