Oude oesterput in de Zandkreek nabij Wolphaartsdijk voor de afsluiting. Op de achtergrond de onderzoekingsvlet V.O. 2 -
Dr. P. P. C. Hoek" Foto: Drinkwaard
band is zeker nog, dat de activiteit van de eigen
lijke palingvissers in de jaren van tachtig merkbaar
verminderde als er bij de oesterkwekers meer baat-
gevende arbeid was te verkrijgen. De paling werd
vooral gevangen met tenen korven, die niet alleen
langs de dijken, maar vooral ook bij de weren
werden uitgelegd. Het was wat deze vis betreft in
1884 het optekenen waard, dat mosselvissers tijdens
de avondtijen in het Sloe met de peur ook goede
palingvangsten maakten. Er blijkt nogeens uit, dat
zeker in deze periode niet van een starre specia
lisering der visserijbevolking gesproken kan wor
den, al had ieder naar de gemiddelde omstandig
heden gerekend zijn eigen voorkeur.
Garnalen waren troef
Het loon van de garnalenvissers lag op hetzelfde
niveau als van de botvissers, waarbij men niet veel
verder kwam dan 35,per week. Dit bedrag
werd bijna gelijk verdeeld door de schipper en één
of twee knechten en de reder, die tevens schipper
kon zijn. Voor het rederspart moesten de netten en
het vaartuig worden onderhouden. Op de uitvoer-
lijst van garnalen stond Engeland bovenaan, het
geen in 1879 betekende, dat er 500 ton naar Londen
werd verscheept, voor een groot deel via Vlissin-
gen, doch ook via Terneuzen. De handel naar Bel
gië en Frankrijk liep voornamelijk via Terneuzen en
Breskens, welker garnalenmarkten dateren van 1887,
toen de stoomtram het vervoer kon vergemakke
lijken. In het eigen land werden slechts kleine hoe
veelheden ongeregeld uitgeleurd.
De vissers maakten normaal 3,tot 7,per
korf of mand van 17 kg. In 1887 werd na april
een terugval van de prijs tot 1,20 meegemaakt,
maar in april 1888 ging de prijs omhoog tot 12,
De manden zelf kostten in die tijd ongeveer 80 cent
per stuk, hetgeen overeen kwam met het daggeld
van de „werkeloze" werkers tijdens de algemene
economische crisis van 1884 tot 1886. Soms dreig
den er moeilijkheden als de manden uit Engeland
niet werden teruggestuurd. De gevangen garnalen
werden aan boord van de hoogaarsen en blazers
met de hand gezeefd over „vier of vijf cents"
zeven en met veel zout gekookt. De spleetwijdte
van de zeven werd uitgedrukt in cent-dikten!
Het waren de plaatsen Tholen, Arnemuiden en
Bruinisse met ruim een derde van het aantal aan
wezige schepen, die de voornaamste rol bij de
garnalenvangst speelden wat betreft het noordelijke
Zeeuwse gebied, alhoewel volgens een opgave
van 1880 ook de plaatsen Brouwershaven, Zierik-
zee, Burghsluis, Colijnsplaat en St.-Annaland wor
den genoemd. Wat betreft het zuidelijke Zeeuwse
gebied zijn te noemen Bouchaute met bijna de
helft van een dertigtal vissers, Philippine, Terneu
zen, Clinge en Antwerpen.
De Oosterschelde was voor het vissen van con
sumptiegarnalen ook toen al van minder betekenis
dan de zeegaten. Vanuit het noordelijke gebied
kwamen samen met de mosselen ook veel gar-
12