ne (1877-1900), die met de Thoolse burgemeester
C. J. de Vulder van Noorden als voorzitter (1864-
1896) en de opvolger van jhr. De Casembroot, de
bij K.B. van 9 maart 1880 benoemde J. A. Fokker
Ie Middelburg (op 1 april 1880 beëdigd en ge-
installeerd, daarna tot 1900 in funktie), die de met
zijn komst ingezette periode van reorganisatie tot
een werkelijk glorieus tijdperk deed worden. In dit
kader kan het ons niet verbazen reeds aan het eind
van het verslag van het Bestuur der Visscherijen
over 1878 een beschrijving te vinden van Botteman-
ne betreffende de oestercultuur in Frankrijk,
....gozien op de tentoonstelling te Parijs in 1878.
Een tentoonstelling met stromend zeewater, die het
ook in onze tijd zeker nog zou doen, ook al zouden
de waterschepen en stoommachines door een eigen
tijdse mechaniek vervangen zijn.
In deze periode kon echter vooral door de moge
lijkheid van uitbreiding der hulpmiddelen evenals
thans op een ander niveau met meer kracht wor
den opgetreden in het belang der visserij,
....„eene industrie, welke naar onze overtuiging,
tengevolge der richting, daaraan gegeven door wij
ziging en ontwikkeling van maatschappelijken
toestand, steeds meer op de voorgrond zal treden".
Zo werd ook in 1877 de eerste stoomboot gehuurd,
genaamd „Assistent". Een paar jaar later kwam
daar het eigen stoomschip „Argus" voor in de
plaats. De naamgeving was zeer typerend. Men
was daar sterk in, want de „Argus" werd in een
latere periode vervangen door de „Sphinx".
Tekenend in verband met de door het bedrijfsleven
gewenste uitbreiding van het controle-apparaat is
nog artikel 10 van de voorwaarden der verpachting
van „twee percelen voor de Oesterteelt en de
Visscherij van Oesters en andere Schelpdieren
(Vleij van Ouwerkerk en het terrein tussen de We-
meldingsche en Kattendijksche sluizen)", welke te
Tholen werd gehouden op 23 december 1873. Dit
artikel luidde namelijk als volgt: „De Staat waar
borgt niet meer politie-toezigt, dan nu door hem
bekostigd wordt".
Het jaar van de benoeming van de nieuwe secre
taris, 1880, was ook het jaar waarin tot lid van het
bestuur voor het district Middelburg R. J. Verschoor
van Nisse werd benoemd, op de plaats komende
van jhr. mr. J. W. M. Schorer, die wegens zijn be
noeming tot commissaris van de koning in Noord-
Holland ontslag had gevraagd,
in september 1881 maakten jhr. Pompe van Meer-
dorvoort (eerst te Goes, dan te Bergen op Zoom)
en Verschoor van Nisse een tweede bezoek aan de
oesiercultuur in de baai van Arcachon. Het verslag
daarvan is te vinden in het jaarverslag 1881 van
het Bestuur der Visscherijen. Enkele jaren later, in
1885, vond ook de benoeming, beëdiging en instal
latie tot lid van het visserijbestuur plaats van jhr.
Pcmpe van Meerdervoort zelf.
Ook de reeds opgemerkte dr. F. Leo de Leeuw,
zoals hij tekende, kwam in het Visscherijbestuur
terecht. Weliswaar wat later, maar toch nog in
deze periode, namelijk in 1887. Het behoorde
15