kost de bakens te verzetten. Maar er is levend
water voor nodig, dat wel I
In het begin van de jaren zeventig werden onge
veer 100 consenten uitgegeven aan Belgische vis
sers. In volgorde van de grootste aantallen waren
ze verdeeld over Kieldrecht, Bouchaute en Antwer
pen met meer dan 25 consenten en over Rupel-
mcnde, Doel, Willebroeck en Meerdonck met min
der dan 10 consenten.
Het begin van de jaren tachtig laat ongeveer het
zelfde consentenbeeld zien als tien jaar daarvoor.
Het totale aantal in Nederland uitgegeven con
senten is dan opgelopen tot bijna 700. Wat
Zeeuwsch-Vlaanderen betreft zien we in Philippine
en Clinge een daling. Clinge was in die tijd naast
Bouchaute een belangrijke aanvoerplaats voor
kreukels. In 1884 bedroeg het aantal consenten in
Philippine en Clinge respectievelijk 109 en 108, in
1888 waren het er 61 en 106. Het aantal consenten
te Philippine daalde gelijktijdig met de verminde
ring van het mosselkweekareaal en de toename
van het aantal consenthouders tot 85 te Graauw.
Er worden dan ook enkele consenten te Breskens
uitgegeven, echter niet meer dan in Ossenisse of
Terneuzen. Retranchement komt na 1880 niet meer
in het nieuws. Het werd opgevolgd door Cadzand.
Het aantal consenthouders te Kieldrecht en Antwer
pen bleek in het verloop van de jaren tachtig aan
zienlijk te dalen. In 1885 respectievelijk niet meer
dan 10 en 18. Op Walcheren is Arnemuiden in 1885
boven de 30 consenten gekomen. Vlissingen en
Veere eisen echter nog niet meer dan een vijftal
consenten op. De regelmatige toename van de
bevolking van Yerseke op Zuid-Beveland had uit
eindelijk toch een toename van de consentenuitgifte
tot gevolg. In 1884 waren er 100 consenthouders
en in 1885 werd het getal van 118 bereikt, waar
mee Bruinisse werd overtroffen. De daling tot 103
in 1888 maakte deze stand niet blijvend. In Yerseke
was het een komen en gaan. Zowel het vestigings
als vertrekcijfer te Yerseke lag in de periode van
1886-1890 boven de 1000. De kleine Bevelandse
havendorpen legden eigenlijk geen gewicht in de
schaal al moet Krabbendijke met meer dan 10
consenten in het begin van de jaren tachtig natuur
lijk wel genoemd worden. In 1887 werden er zelfs
26 consenten uitgegeven oestercultuur, kreukel-
vissers en kreukelrapersI Van de laatsten waren er
in deze buurt toen overigens meer zonder dan met
consent. Het kleinood de kreukel speelde een eigen
rol tussen wal en schip. Kreukelrapen was en is
voor velen nog steeds een uitkomst, maar ook een
speciaal soort watersport! In de besproken tijd
moesten echter grote expedities georganiseerd
worden, om de slikken te zuiveren van de lieden
die over de Kreekrakdam kwamen, kreukels raap
ten, verkeerde namen opgaven en de pachters van
de schelpdi erg ronden soms bedreigden. Als het
ware een wormenspitters-affaire in oude stijl. Daar
naast was er in deze branche echter ook nog
sprake van aanvoer van kreukels te Vlake per
spoor, afkomstig van de Zuiderzee. Thans wordt
vooral uit Ierland geïmporteerd. Aan de Wester-
schelde zijn er dan slechts twee werkzame vissers
te Borssele op te merken, twee te Hoedekenskerke
en één te Baarland, die gespecialiseerd zijn op het
vissen van schar, onder andere met staande kuilen.
In 1884 stonden er nog 28. Achter de schar zat
men aan in november, december en januari. Voor
deze visserij stond de Westerscheldemonding en
de Oosterschelde nabij Flauwers goed aangeschre
ven. Wat Schouwen betreft kan van Bruinisse ge
zegd worden, dat het in het begin van de jaren
tachtig de enige Zeeuwse plaats was met meer
dan 100 consenthouders en dat dit gedurende de
gehele beschreven periode zo bleef. Toen een all
round vissersplaats, die zich nu voor wat de visserij
betreft vrijwel uitsluitend beperkt tot de mossel
cultuur, al houden de scheepsbouw- en reparatie
bedrijven de band met de overige visserij levend.
Zierikzee en Burgh-Haamstede bleven in de jaren
tachtig nog van dezelfde onbelangrijkheid met
maximaal een vijftal consenthouders, in getalsorde
dus overeenkomst met Veere en Vlissingen, al lie
pen daar wel meer consenthouders uit Arnemuiden
binnen.
De opgaven van de uitvoer van oesters en mos
selen zijn vanaf 1878 netjes in de gedrukte statis
tieken terug te vinden, al zijn enkele opgaven nog
op puzzel-basis weergegeven. Toch kon zo achter
haald worden, dat er in 1884, het jaar van de
Wemeldingse „stoomput", twee miljoen oesters van
Wemeldinge te Vlake op het spoor gingen, waar
van de helft bestemd was voor Duitsland en een
kwart voor Engeland. Het lukte hier met enige
moeite dus ook wel om het verband tussen grote
en kleine zaken van vroeger en nu te leren kennen.
De grote lijn te volgen via details blijkt even
eens aantrekkelijk te kunnen zijn. Zo is nu het
verband aan te voelen tussen de verschillende, op
het eerste gezicht afzonderlijke gebeurtenissen in
het jaar 1888. Het was niet alleen namelijk het
jaar van de aanstelling van dr. Hoek als weten
schappelijk adviseur voor visserijzaken, maar het
was tevens het jaar van de grote „ontroering" te
Yerseke, toen men de pionierskermis trachtte af te
schaffen en de burgemeester de hoge hoed over
de oren werd gedrukt. De nieuwe ontwikkeling ging
echter rustig door. De kermis werd in 1889 aan de
voet van de ook al nieuwe kerktoren in ere her
steld. Alleen moest in 1890 de Commissaris des
Konings nog naar Yerseke komen om te vertellen,
dat het Leger des Heils volkomen vrijheid had er
godsdienstoefeningen te houden. Na deze correctie
is het deze vrijheid van leven en laten leven, wat
dit cosmopolitische dorp met zijn zoute pakhuizen
nog steeds extra charme geeft. In Yerseke zal men
daarom voor het behoud van het levende zeewater
op welke wijze dan ook in de toekomst nog wat
over hebben.
Epiloog
Een publikatie over de historie van de visserij in
Zeeland kon 6 jaar geleden nog worden afge
sloten met de opmerking dat het in 1825 gegrond
veste Bestuur der Visserijen op de Zeeuwse Stromen
nog een actuele zaak was. Het is bij het verschijnen
van dit artikel niet meer mogelijk dat zo te stellen
en wel om de doodeenvoudige reden, dat dit insti-
18