Diligence plaatsten, die ons van Gend over Rijssel naar Parijs zoude voeren. Onze geest was niet zoo gestemd om veel of opgebeurd te spreken en kwamen vermoeid van het dag en nacht voorthollen der zwaar geladen wagen, die met vijf of meer paarden den eenen heuvel op, terwijl een of beide achterwielen werden vastgezet eene helling af, in de omstreken van Parijs, die groote stad, dat middelpunt van ver fijnde beschaving, wat zeg ik? van verniste ondeugd en zedeloosheid. Reuzen paleizen hier, reuzen gebouwen daar, dui zenden van menschen, karren, koetsen en ja, wat niet al? In Parijs, waar wij naar ik meen in Hotel de Berlin afstapten, hadden wij eenige zaken te doen en wij wilden, nu van den eersten indruk der smart van ons afscheid eeniger mate hersteld zijn de, toch het een en ander zien, wat deze stad zoo cverwaardig te bezien opleverde en waartoe wij later welligt nimmer in de gelegenheid zouden komen. Vertrek naar de groote Armee Aankomst te Leipzig Den 26sten Junij waren wij te Versailles aange komen en daar wij eerst den 28sten ons moesten aanmelden, besteedden wij die tijd om eenige hollandsche kennissen te bezoeken, die zich te dien tijde ook aldaar bevonden, en van welke wij tot onze bevreemding en niet zonder schrik vernamen, dat er reeds een Esquadron van ons regiment naar Mons was vertrokken en een tweede op het punt stond te zullen vertrekken, welk berigt ons allesbehalve welkom was, alzoo men ons ge vleid had, dat wij slechts als eerewacht voor de keizerin zouden gebruikt worden, en het nu bleek, dat men ons werkelijk naar het leger zond. Den 27sten arriveerden de paarden en de 29sten betrokken wij eerst de kazerne de la Reine, een goed en wel ingerigt gebouw, waar wij in ver trekken van 5 kribben voor tien man geschikt ge logeerd wierden. Zoo sleten wij onze dagen tot de 14e Julij, wan neer ons bij het appel van 5 ure werd aangezegd, dat men dadelijk nadat de paarden zouden zijn gepoetst weder appel zoude houden bij welke laatste ons werd kennis gegeven, dat er weder een Esquadron vertrekken moest en men verlangde te weten, wie zich als vrijwilliger aanmeldde, ter wijl men de overige zoude designeren. Dadelijk sprongen er een twintigtal uit de rang, doch daar onze kompagnie er 50 leveren moest, zouden de overigen gedesigneerd worden. De jongste van ons drieen, Hennequin, stond voor aan en werd voorbij gegaan, doch mijn andere lotgenoot en ik, wij werden gekozen om te ver trekken. De vreugd die eerstgenoemde alzoo eerst gevoeld had niet in aanmerking te komen werd door onze verkiezing geheel uitgewischt. Ja, het vooruitzicht van nu van ons gescheiden achter te moeten blijven, trof hem dermate, dat hij zich nu ook vrijwillig aanbood om deel uit te maken van het Esquadron, dat stond te marcheren. Den 20sten Julij was reeas voor onze afreis be stemd (hoewel wij de 21ste vertrokken), daags tevoren kregen wij eerst onze zadels, chabrak en deken, onze sabel, carabijn en pistolen, voor zoo verre de laatste voorhanden waren en alle verdere benoodigdheden, zoo voor ons als voor onze paarden, en nu moesten zoo vele jonge onge dresseerde menschen maar zien, hoe zij den an deren daags hunne paarden opgetuigd kregen en op zoo vele jonge ongedresseerde paarden op zitten om tegen 11 uur te vertrekken. Dit zou de keurbende worden om het vereenigde leger der groote mogendheden te gaan helpen tegenhouden! Zoo sukkelden wij dan als onbedreven ruiters met ongedresseerde paarden langs de gewone route bij de gewone etappes of dagreizen voort tot Frankfort aan de Main, alwaar wij een dag of veertien verblijf hielden, om aldaar ons met reeds eerder aangekomene en nog verwacht wordende troepen tot een Corps d'armee te vereenigen. Onderweg passeerde ons de keizerin van Frankrijk, die naar Dresden reisde: wij moesten halt houden en ons langs den weg in front stellen en ons zoo spoedig en zoo goed mogelijk in groot tenue kleeden en bij het voorbij rijden een hoera aan heffen of liever Vive l'imperatrice roepen. Ik mag niet verzwijgen, dat wij slechte soldaten waren, ook wat de orde en ondergeschiktheid betreft. Onze officieren waren Franschen; hunne namen ben ik vergeten; zij waren te goed of hadden misschien medelijden met ons of welligt orders om ons niet te streng te behandelen, althans zij noemden ons altijd „messieurs". Te Mainz hadden wij den 15den Augustus met eenige troepen waarmede wij den Rijn zouden overtrekken, groote parade op den jaardag van Napoleon. In Frankfort vertoefden wij omtrent veertien dagen en vierde ik mijn 21sten jaardag, den 22sten augus tus. Hier waren wij zeer goed gelogeerd bij een slager in de Bendergasse, moesten twee maal daags exerceeren, eens te voet en eens te paard, dit was dan ook de eenige instructie die wij ont vingen om ten oorlog uitgeruste cavaleristen te worden; maar ook om de waarheid hulde te doen: één pistoolschot bracht het gansche esquadron door elkander; de ongedresseerde paarden schrok ken en de ongeoefende ruiters wisten dezelve noch te bedwingen noch te besturen. Frankfort is een fraaie stad: wij deden er dikwijls v/andelingen in de schoone omstreken, bezochten een paar malen de Schouwburg, de schoonste en fraaiste, die ik weet ooit gezien te hebben en zouden hier weder zoo wat op dreef zijn gekomen. Maar o jammer, wij moesten weder verder. Vanaf dan werd het dan ook merkelijk minder en behalve in Weimar waar mijn jongste vriend den 28sten September zijn geboortefeest vierde hadden wij het maar sobertjes: brood, gebakken van geraspte aardappelen en gekookte paarde- boonen door elkander met welligt nog waf rogge, vast, zwaar en zuur, droog uit het vuistje of met eenige kleine vaste pruimen, kwetsen geheeten. Wij vertoefden ook ettelijke dagen te Tietendorff, hetwelk in Neu- en Alt-Tietendorff onderscheiden wordt en welke beide tegen elkander gelegen zijn, 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 21