waar de geur van versgezette koffie ons tegemoet drijft. Drie heren van de rijkswaterstaat verwelkomen ons. Ik vermoed dat tenminste twee van hen een vrije morgen geofferd hebben om ons de voorlichting te verschaffen, waarom wij misschien wat al te ge makkelijk vroegen. Drie hoofdambtenaren: ir. C. F. W. Rietveld, hoofdingenieur bij het bouwbureau, H. J. van Koeveringe, technisch hoofdambtenaar bij dit bureau en W. Metzelaar, hoofd van de af deling Documentatie en inlichtingen van de Delta dienst. Als de koffie geserveerd is begint de heer Rietveld zijn uiteenzetting. „De aanpak van het project waaraan we hier bezig zijn vloeit voort uit een Nederlands-Belgisch tractaat, dat 23 april 1965 in werking trad. Het werk omvat twee kanaalpanden en een tussen beide gelegen sluizencomplex. Wanneer het alle maal volgens plan verloopt zal het karwei in 1975 gereed komen. De bouwtijd van de sluis is gelijk aan die van de panden en met het Belgische aandeel in het werk hebben wij uiteraard geen bemoeienis „Het omgekeerde is wel het geval", vult een van de andere heren aan, „onze buren delen namelijk in de kosten van de Nederlandse werken." Er komt een kaart bij te pas en een aanwijsstok. „Hier ziet u het bovenpand. In de staart van Zuid- Beveland leiden er vijf bruggen overheen: een bij Bath, daarna de spoorbrug, vervolgens twee brug gen voor de autosnelweg en tenslotte een voor het langzaam verkeer." Vijf verbindingswegen met de Brabantse wal. Nog zijn er onder de bejaarden van Bath, die in hun jonge jaren langs de schorren ten zuiden van de spoordam naar het hoge land liepen en dan verder naar Bergen op Zoom, om daar inkopen te doen. "725. lT> ïi „Terwijl het bovenpand zout water bevat, is het stuk beneden de sluis gevuld met zoet water uit het toekomstige Zeeuwse meer. Het benedenpand be gint namelijk als open vaargeul door die grote plas. Op zoet water moeten we zuinig zijn. Daarom gaan we bij de sluisbouw een systeem toepassen, dat in het kort hierop neerkomt: een perforatie in de kolkbodem maakt het mogelijk zout sluiswater naar een bekken af te voeren. Tegelijkertijd laat men dan boven in de kolk zoet water in. Is het peil van het Zeeuwse meer bereikt, dan gaat de noordelijke sluisdeur open en het schip kan door varen. Een passant van noord naar zuid vaart in zoet water binnen. Zodra de noordelijke deur achter het schip gesloten is, perst men zout water door de kolkbodem. Boven in de sluis vloeit dan zoet water naar het Zeeuwse meer terug. We ver jagen als het ware zoet met zout. Dat vergt tien tot twaalf minuten; de tijdsduur van het schutten wordt er nauwelijks door verlengd. De sluis. Haar lengte bedraagt 381,44 meter, die van de nuttige kolklengte 328,60 meter. Dat zijn respectabele afmetingen, die verband houden met de nieuwste ontwikkeling in de Rijnvaart. De Schelde-Rijnverbinding wordt namelijk geschikt ge maakt voor de zogenaamde duwvaart waarbij Ir. Rietveld begint zijn uiteenzetting

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 29