met hem geweest, ze woonden, als ik me niet ver
gis, toen in een zijstraat van de Witte de With-
straat. Hoe Klaartje, die, naar mijn vaste over
tuiging, Ebbeler heette, later Eggink werd? Ver
moedelijk een pseudoniem? Eggink was een naam
uit de Vechtstreek. Toen Bloem een tijdlang griffier
van het Kantongerecht te Breukelen was, ben ik
gaan onderstellen, dat hij van vrouw gewisseld had.
Het schijnt toch niet zo te zijn geweest. Misschien
heeft Breukelen het pseudoniem aangebracht?
Klaartje zelf ontmoette ik ééns nog, bij gelegenheid
van het jubileum-diner van Ritter, de radio-literator,
in Utrecht. Maar ik kreeg geen kans tot nadere
informaties wie weet wat voor onhandigheden
me aldus bespaard zijn gebleven. Over Bloems
res gestae woeien een ogenblik ook nog uit Lem
mer afkomstige verhalen, te vaag om vast te hou
den, was dit na Breukelen? Waarschijnlijk wel, hij
zou daar ook griffier zijn geweest.
Daarna tijdenlang niets meer dan de regelmatig
terugkerende, eervolle vermeldingen in de literaire
rubrieken van krant en tijdschrift. Met als allerlaat
ste verschijning nog een kleine televisie-reportage
van zijn verblijf in Overijssel, waar hij gestorven is.
De bibliotheek leek nu wel alle beschikbare ruimte
in te nemen. Hij zelf was een klein, doodmoe, heel
oud mannetje geworden, dat wat verwezen langs
zijn boekenrekken slofte. Het kwam me dezer da
gen, nu ik misschien ook wel aan deze manier van
voortbewegen begin toe te raken, weer in de ge
dachte óók diabeet dus? Het zou, met al die
pammeransjes, niet zó onmogelijk zijn geweest.
Zijn oude beminnelijkheid vleugde nog even op,
in een zwak lachje voor de camera. Ook Klaartje
was in het beeld. Ze was nu een Klara, dapper en
hard en verweerd, met iets verbetens. Ook zij leek
zéér vermoeid.
VERLATEN DORPSSCHOOLPLEIN BIJ
Uit al zijn hokken
schreeuwt de tegelvloer
het de kinderen na:
verlos mij! verlos mij!
Een krijten stem
tot de leegte
Maar de leegte
wat doet hij, jongens, de leegte?
gehoorzaamt altijd de meester
en gaapt.
De muren rondom
die niets hadden willen verraden
omdat ze drommels goed weten
wat hun geleerd is
(spreken is zilver en zwijgen goud)
schamen zich grauw en grijs
om Henk en Peter
die naar hun zeggen
hoe lang nu al?
gek zijn.
Maar zij staan hier
en kunnen niet anders.
AVOND
Honderd handen
strekt de oude kastanje
nog uit naar de kleurige ballen
over en weer van de meisjes.
Het zijn er honderd te veel
bemerkt hij heel langzaam
en nu maakt hij zijn
kruin op met donker
voor een spel met de maan,
zijn enige hoop nog.
Kom, nacht, smeekt het fietsenrek,
houd mij de hand
voor de mond met de zwarte tanden
Alleen de stam
van de jonge beuk
in de uiterste hoek
glimlacht helder
tegen het laatste licht.
Waarom ook niet?
Het kinderhart
dat hij vandaag heeft gekregen
groeit in hem mee,
hij is nooit meer alleen.
WILLEM ENZINCK
52