De dienstensector in Zeeland
Drs. C. de Schipper
In het huidige sociaal-economische onderzoek in
Nederland neemt de werkgelegenheidsanalyse een
zeer bescheiden plaats in. Niet alleen bij de poli
tici, maar ook bij de statistici, wordt de werkloos
heid intensiever bestudeerd dan de werkgelegen
heid. Gezien de complexe geleding van de ar
beidsmarkt en gezien de beperkte mobiliteit van
verschillende soorten arbeid moet niettemin de
werkgelegenheidsanalyse van groot belang worden
geacht. Dit werd onlangs onderstreept door een
rapport van de heer Lewin, hoofdinspecteur-direc
teur voor de arbeidsvoorziening in Zuid-Holland,
waarin werd geconcludeerd, dat de grootscheepse
expansieplannen in de Rotterdamse agglomeratie
weinig rekening houden met de mogelijkheden van
de arbeidsmarkt.
In de beschouwingen over de arbeidsmarkt komt
de dienstensector meestal het slechtst aan zijn trek
ken. In regionale studies wordt als regel vrij uit
voerig beredeneerd, hoe de landbouw en de in
dustrie zich zullen ontwikkelen, waarna dan de
dienstensector als restgroep wordt behandeld. In
de werkgelegenheidsstatistieken geldt voor de dien
stensector meestal een grotere foutenmarge dan
voor de industrie.
De recente ontwikkeling van de dienstensector in
Zeeland ten opzichte van andere sectoren blijkt uit
onderstaande tabel.
Arbeidsplaatsen mannen
1965
1968
Landbouw en
visserij
16.450
2.650
13.800
Bouwnijverheid
10.200
700
10.900
Industrie en am
bachten
22.500
1.900
24.400
Diensten
32.600
1.300
33.900
81.750
1.250
83.000
Bron: D.B.A. Zeeland
Een actuele vraag in de Zeeuwse situatie is op
welke wijze de werkgelegenheid in de industrie
de werkgelegenheid in de dienstensector zal be
ïnvloeden. Ten aanzien van deze vraagstelling die
nen eerst de volgende opmerkingen te worden
gemaakt:
1. De ontwikkeling van de regionale dienstensector
hangt weliswaar samen met de ontwikkeling van
de industrie en de landbouw, maar er is ook
sprake van een autonome groei. Deze auto
nome groei treedt met name aan de dag in de
Randstad Holland, waar regerings-, handels-,
universitaire en financiële centra zijn gevestigd.
Een ander voorbeeld vormt Limburg, waar on
danks teruglopende agrarische en industriële
werkgelegenheid de groei van de dienstensector
doorzet.
2. In de regio wordt de absolute groei van de
dienstensector meer bepaald door de directe
bevolkingsimpuls, die van de industrialisatie uit
gaat, dan door die industrialisatie zelf. Indu
strialisatie op zich levert nauwelijks een impuls
op voor dienstverlenende bedrijfstakken als
handel, onderwijs, overheid, horeca, medische
en maatschappelijke verzorging, enz.
3. In Zeeland zijn enkele onderdelen van de dien
stensector aan te wijzen, die geen directe in
vloeden zullen ondergaan van de regionale
economische en demografische groei. Het be
treft hier de zeevaart, de binnenvaart en ten
dele de overheid (Marine, C.O.A.K.).
4. Er is noch voor de nationale economie, noch
voor de provinciale economie sprake van een
vaste relatie tussen de dienstensector en enige
andere sector. Op regionaal niveau kan een
sterke uitbreiding van enkele industrietakken
enerzijds een sterke stimulans inhouden voor
bepaalde diensten en anderzijds ten gevolge
van spanningen op de regionale arbeidsmarkt
een rem leggen op de ontwikkeling van an
dere diensten. Op nationaal niveau tenderen
de verschillende Westeuropese arbeidsmarkten
naar een stijgend aandeel van de dienstensector
en een stagnerend aandeel van de industrie.
Hoog aandeel in Zeeland
In vergelijking met andere provincies is het aan
deel van de dienstensector in de mannelijke werk
gelegenheid in Zeeland vrij hoog, nl. 40,8% tegen
bijv. 31,2% voor Overijsel, 34% voor Brabant,
37,3% voor Gelderland. Hoge scores maken de
Randstadprovincies: Noord-Holland 50,8%, Zuid-
Holland 48,1 Utrecht 47,5%.
Een specificatie van de Zeeuwse dienstensector
volgt hierachter. Daarbij is tevens een vergelijking
gemaakt met Drente iets meer inwoners, veel
recreatie en met Utrecht vrij sterk verstede
lijkt, veel „nationale" diensten (N.S., Universiteit,
enz.).
53