Hans Warren (thuis), 1970
Foto Adri van Wyngen
En, vergeten we ook de titel niet: tussen Hybris en
Vergaan; hybris het overmoedig tarten van de
machten van het levenslot en vergaan, het intense
alles doordringende besef van de vergankelijkheid,
tijd en tijdelijkheid.
Warren blijft zichzelf trouw, zeiden we en in zich
zelf zijn themata: natuur, liefde, oudheid, oosten,
tijd. Hij bindt zich aan een strakke, zij het volkomen
eigen, poëtische weergave en slaagt erin ondanks
de versobering een warm nergens schraal vers te
schrijven, warm en tintelend als het zuiden, vol
diepgevoelde en doorleefde hartstocht.
Dat levert vaak verzen op die in hun zuidelijk on-
nederlandse beelding en stemming tot de toppen
van de hedendaagse poëzie gerekend moeten
worden. Ze verplichten ons ook te wijzen op die
haast mysterieuze binding die er ergens moet zijn
tussen dat Zuiden en Zeeland. Sommigen wijzen
naar de wind, anderen naar de hoge luchten, het
hoge licht, de mensen en hun oogopslag.
Hans Warren staat er niet tussen in, de binding
moet ergens in en boven hem zijn. Hij is moeilijk,
zelfs in een Zeeuws Tijdschrift, een „Zeeuws dich
ter", nog minder „een dichter van Zeeland" te noe
men. Dat Zeeland in zijn werk en in het totaalbeeld
onmiskenbaar van grote (maar niet: ongewoon
grote) invloed is, laat ook deze nieuwe bundel di
rect en „verschoven" zien.
Teken dit landschap
met de onzichtbare inkt van het afscheid
woorden als wind in knielend riet,
als vogeldons, wild neergeslagen
over een roerige vijver
tegen de hemel een remmende reiger
die karpers tussen het kroos bespiedt, (pag. 27)
Nazomer plaatst romantische decors
waar landlieden blauw uitlopen
waar stoomschepen wit uitglijden
echo klinkt van herdersfluiten, (pag. 28)
en nóg directer in het grote gedicht Aan de Wester-
schelde (pag. 13), te lang om hier te citeren.
We hebben eerder gezegd dat Hans Warren een
eigen datum in de poëzie schrijft, dat hij in poëticis
een bovendrijver is die zijn onderstroom kent. We
herhalen dit, niet louter uit gemakzucht, en citeren
ter ondersteuning van die opmerking en tot slot:
Woorden, stilten
Woorden, stilten, waarachter, waaromheen
onuitgesproken gevoelens woelen
een stormwind om rijp graan
heen en weer slaand, vermurwend, wondend,
soms een vrolijke triller, verloren vallend
in het ruisen en grommen van bomen en water
soms een stilte waarin een wolk openplooit
boven avondlijke popels, een vergezicht
naar het andere land, bekend, een rustplaats
glanzend rose, sluitend als een schelp.
Daar de ander, vreemd, zó vertrouwd
dat de oren warm worden van weemoed;
het bloed gonst ver, een trommel
diep achter de horizon.
Zo eeuwenoud, zonder angst,
zonder verlangen zijn, vertrouwend
in wie we zijn zullen, eeuwen later.
ANDRÉ OOSTHOEK
(Hans Warren, ,,Tussen Hybris en Vergaan",
Bert Bakker, Den Haag).
57