Aan de periferie van Sint Anna (Paul Baum)
deleer moest en zou terstond terug naar België.
Met zijn laatste vooroorlogse doek wist hij zo gauw
geen raad. „Laat maar hangen", zei Bauer, „we
zien elkaar nog wel eens weer en 't blijft het Uwe".
De Saedeleer is nooit bij de Bauers teruggekeerd.
We zijn ook nog op de toren geklommen, langs
een donkere wenteltrap met ongelijke treden. Foto
graaf Kotvis klauterde op de balustrade tot bij de
vlaggestok en raakte in vervoering over de aan
blik die het stadje van Monumentenzorg daar bood.
Hij legde zich op de dikke muur en bleef maar
plaatjes schieten, kleurenfoto's en zwart-wit, telkens
wisselend van apparatuur.
Van de toren van Sint Anna kijk je op het dek van
een tanker die de Wielingen passeert. Je vindt de
monding van het Zwin en de gang van die oude
waterloop kun je hier en daar nog goed volgen.
Daar ligt Knokke; ze hebben er de duinen wegge
moffeld onder badhotels en familiepensions.
Dag Sluis! Is er vandaag al een beetje toeloop van
Belgen?
Dag Lapscheure en Damme en Lissewege! Dag
Westkapelle! Heeft de bakker nog een vers vloer
brood voor De Bree, zo'n onovertroffen Vlaams
boerenbrood?
Straattype van De Saedeleer, juli 1914
leerden zij Johan Georg Dreydorff kennen, schilder
van interieurs, landschappen en zeegezichten.
Eerder al had Paul Baum het verstilde Sint Anna
ontdekt. Dat was 1895 toen hij van Knokke hier
heen kwam. „Twee brave mannen, die alleen voor
de schilderkunst leefden". Mevrouw Bauer nodigt
ons in een ander, een ruimer vertrek, waar een
kleine collectie schilderijen en tekeningen de wan
den siert. „Kijk, dit is een zelfportret van Dreydorff,
't is goed getroffen, wezenlijk. En deze doekjes zijn
van Paul Baum, die schilderde meestal zo ge
stippeld zal ik maar zeggen".
Een wei vol boterbloemen en een rij getormenteer
de wilgen; een landschap met een frêle vrucht
boompje in uitbundige bloei; een wegje, kennelijk
aan de periferie van Sint Anna.
„Tot aan de eerste oorlog zijn ze hier jaar na jaar
teruggekomen. Soms waren ze opeens gevlogen,
dan zaten ze maandenlang in Italië".
Mevrouw Bauer hielp de schilders in huishoudelijke
aangelegenheden, haar man vervoerde op zijn
fiets de zware ezels en het gereedschap naar het
punt waar de artiesten zich voorgenomen hadden
een doekje op te zetten. Soms zaten de mannen
krap bij kas. En uit al deze oorzaken, 'f êên-mi-'t-
ander, zijn er verschillende doeken in de woning
van het echtpaar achtergebleven, herinneringen
aan een boeiende levensperiode.
Ook De Saedeleer, die zanger in kleuren van het
Westvlaamse land, was voor de Bauers een be
kende.
In juli 1914 kwam een zwerver, een straattype, bij
Sint Anna Zeeuwsch-Vlaanderen binnen. De Saede
leer zag hem langstrekken en „Ho vriend, ik wil
een portret van U schilderen", riep de kunstenaar.
Dat kon. Er gingen een paar dagen mee heen. De
verf was nog nat toen de oorlog uitbrak. De Sae-
66