tisering wordt verzacht: bijvoorbeeld door ver
dachte en zijn raadsman de gelegenheid te ge
ven te beslissen over het sluiten der deuren, en
dit niet alleen aan de rechter over te iafen. Ook
is ^geopperd vaste commissies uit de burgerij
te benoemen ter uitoefening van de controle
rende functie. Van een geheel and'er standpunt
gaat de gedachte uit om de verschillende delic
ten te onitstigmatiseren door grotere differen
tiatie: men zo-u bijvoorbeeld de economische
delicten in de privaatrechtelijke sector kunnen
trekken; door behandeling in de privaatrechte-
lijlke heimelijkheid wordt het stigma verhinderd
te ontstaan. Bij politieke delicten ontbreekt het
stigmatiserende effect geheel. Prof. Bianchi be
sloot zijn voordracht met de opmerking, diait,
hoewel nog geien ideale oplossing gevonden ils,
het enkele feit, dat de openbaarheid in de straf
rechtspraak na 100 jaar weer in het middelpunt
van de belangstelling is komen te staan, op
zichzelf al een belangrijke aanwijzing vormt
voor een mentaliteitsverandering op dit punt.
Na de pauze werd door verschillende leden van
de kring deelgenomen aan ©en bijzonder leven
dige discussie.
Rapport Oosterscheldecommissie
Bij de sluiting van het Oosterscheldecongres d,d.
28 april 1967 werd een resolutie aangenomen
waarbij aan het Koninklijk Zeeuwsch Genoot
schap der Wetenschappen werd verzocht de
studie over de problematiek van de afsluiting
van de Oostersehelde te bevorderen. Het be
stuur van het Genootschap stelde hiertoe een
commissie in met als taak: „Te onderzoeken of
het Genootschap het verrichten van praktische
onderzoekingen inzake problemen, die zich
voordoen in de gebieden betrokken bij de af
damming van de OoiSterschelde zou kunnen
stimuleren." Deze commissie, onder voorzitter
schap van mr. J. Moolenburgh, is bij de uit
voering van haar omvangrijke taak op alle fa
cetten ingegaan waarbij vele deskundige advie
zen werden ingewonnen, Tenslotte werd hierbij
vastgesteld dat met de uitvoering van verschil
lende deeltaken grote bedragen zouden zijn ge
moeid. De contacten die met verschillende in
stanties werden gelegd om de commissie in de
uitwerking van haar plannen financieel te steu
nen hadden geen resultaat. Ook het Genoot
schap beschikt niet over middelen om de sug
gesties die in het samenvattend verslag van de
commissie did. 6 oktober 1969 zijn gedaan te
realiseren. De voorzitter en secretaresse (mevr.
mx. C. Kannegieiter) van de commissie werd in
een bijeenkomst van het bestuur de dank en die
waardering van het Genootschap overgebracht.
De aangekondigde lezing van dr. G. van den
Abeel en, welke op donderdag 16 april a.is, zou
worden gehouden met als onderwerp „De in
dustriële archeologie", kan wegens verhindering'
van de spreker geen doorgang vinden.
73