Zeeuwse Boer, 1933
Als we dan voor Walcheren bij het licht en de
economie nog het kudde-instinct voegen, komen
we al een heel eind.
Mevrouw Chabot:
„Het is bij mijn man dat licht geweest, de mensen
ook, de koeien en paarden, het land en de zee.
Hij heeft me vaak op het licht gewezen. „De zee
zit er al in", zei hij steeds. Voor de centen hoefden
we het niet te doen. Hij heeft altijd weinig ver
kocht, maar hij was niet te beroerd om er restau
ratiewerk bij te doen. Het was meestal een halve
dag restaureren en een halve dag schilderen, eigen
werk dan. In Zeeland kon hij de hele dag schilde
ren, zichzelf zijn. Daarom is er in die paar maan
den zo ontzettend veel ontstaan. We hadden toen
wat inkomsten van oud werk uit Rotterdam".
Chabot woont van maart tot november 1933 in
Vrouwenpolder. Hij is er van de eerste dag af het
middelpunt van het dorp, heeft met elke familie
persoonlijk kennis gemaakt, maar blijft „meheer".
„Hij vond het een prachtvolk, on-Nederlands. Zo
vast, donker en groot. Hij wilde alsmaar grote
boeren hakken: „Als ik daar eens beelden van
kon maken". Mijn man heeft altijd teruggewild
naar Zeeland. Het is er niet van gekomen. Hij
moest terug naar Rotterdam. Opnieuw aan de
restauratie. Hij huilde toen we uit Vrouwenpolder
weggingen. In Rotterdam is het gauw het huisje
aan de Rotte geworden. De Rotte en de polder,
dat was voor hem Zeeland".
Hendrik Chabot, tekenaar en beeldhouwer vindt
zijn eerste lente terug aan de Rotte. De kracht
van de polder, het ruige ongeschoren land en de
overstelpende opstapeling van ruimte, licht en
kleur waarachter verder en verder de zee voelbaar
blijft, moeten voor hem de vervolmaking zijn ge
weest van wat hij in die paar maanden Vrouwen
polder als overweldigend ruimtelijk ervaren heeft.
De grote lijn kon nu gestalte krijgen.
Het oeuvre dat hij in die kleine acht Zeeuwse
maanden bijeengewerkt heeft en dat in niet geringe
mate de ontwikkeling van zijn latere werk bepaalt,
is indrukwekkend: schilderijen, groter en groter,
tekeningen, beelden uit steen en hardhout.
Veel ervan gaat verloren bij de brand van Rotter
dam, 10 mei 1940, als zijn hele atelier in vlammen
opgaat.
De Zeeuwse periode is echter nog steeds vertegen
woordigd in het Stedelijk museum van Amsterdam,
het museum Boymans van Beuningen te Rotterdam,
het Chabot-museum (eigenaar de heer D. Tol) te
Rotterdam en in privé-collecties.
Voor zover bekend is er in Zeeland van het grote
werk niets gebleven, behalve dan een serie teke
ningen die per ongeluk op een Vrouwenpolderse
mesthoop terechtkwam. Het Zeeuws Museum heeft,
zelfs daarvan, niets.
Op de tentoonstelling „Zeeland in de beeldende
kunst der lage landen 1550-1950" bestond Chabots'
aandeel uit twee olieverven, twee krijttekeningen
en twee beelden.
Voor het overige is men Chabot in Zeeland uit de
weg gegaan en dat terwijl men er nog altijd de
primeur van bijvoorbeeld „de Zeeuwse pe
riode" en het tekeningenbezit kan krijgen
Het zou geen schande zijn als die kans ook werd
geg repen.
88