Han Jansens een electronisch orgel gekocht en zijn repertoire uitgebreid met amusementsmuziek. „Ik speel allerhande". Hij zegt het niet, hij bekent het. Op verzoek van De Bruin neemt Han plaats voor zijn orgel, hij trekt er een schoen bij uit. The holy city, Er ruist langs de wolken, 't Scheepje onder Jezus' hoede. Hij speelt vaardig en vol overgave. Onmiddellijk daarop: Brüder zur Sonne zur Freiheit Het is, meen ik zeker te weten, een lied van de Spartacisten, anno 1920. „Ik weet het", zegt Han, „het is een socialistisch lied; maar je ziet die miljoenen optrekken, ik vind het machtig". Sieht wie ein Zug von Millionen endlos aus Nachtlichem quilt Han Jansens is een geëmotioneerde, ongeschoolde muziekliefhebber, mogelijk een natuurtalent. Voor zichtig informeer ik of hij ooit gedacht heeft aan lessen op de Zeeuwse Muziekschool. Hij schudt zeer beslist het hoofd. Het lijkt wel of hij bang is zijn voorkeuren te verliezen. Voor Bach voelt hij niets. Zijn muzikale ernst: Als g' in nood gezeten, geen uitkomst ziet Zijn inschikkelijkheid tegenover het publiek: Wat een spreker is die man, 't is een man die stipje, stipje, stipje kan! Zulke woorden passen in het Zeeuws Tijdschrift niet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 21