juist, doch niet uit het oog mag worden verloren, dat Zierikzee reeds enige eeuwen lang een bij zondere ontwikkeling doormaakte, met name door dat het een middelpunt was van de zouthandel. De grondstof voor dit zout was derrie of darinck, volgens de kroniek van Reygersbergh een salfer- achtige soort aarde, door de zee opgeworpen en daarna wederom overspoeld. Het ligt onder de klei en wordt bij laag water gedolven. De as van de verbrande darinck heeft Zeeland de zoutnering gegeven, want nadat deze as in de zoutketen met zoutwater besprenkeld en verder bewerkt was gaf zij een mooi en blinkend zout, het zogenaamde zelzout. Hoewel het darinck delven later in verband met schade aan land en zeewering werd verboden, was dit bedrijf in de vijftiende eeuw rond Zierik zee nog in volle fleur. Dat blijkt o.m. uit een brief van het stadsbestuur van Zierikzee aan Dordrecht uit 1442, waarin wordt vermeld dat enige poorters uit Zierikzee gewoon zijn met zout naar Gorin- chem te varen, terwijl het ook voorkomt dat bo- venlandse kooplieden (uit het Rijngebied boven Keulen) binnen Zierikzee zout kopen onder voor waarde dat het door poorters van de stad naar Gorkum of Brakel wordt gevaren, waar zij het overladen in bovenlandse schepen. Dat Dordrecht uit hoofde van haar stapelrecht tegen deze gang van zaken bezwaren had valt niet te verwonderen en dat daaruit soms schermutse lingen voortkwamen, bewijst een arbitraire uit spraak uit 1443, waarbij de gebroeders Witte Meeusz en Heynric Meeusz uit Zierikzee, ondanks hun onjuist gedrag, hun lading zout van Dordrecht terug ontvingen. De combinatie van zoutnering en visserij heeft er al vroeg toe geleid dat vis werd gezouten. Daarom menen wij, dat de eerder genoemde 200 gezouten kabeljauwen in Engeland van de Zierikzeese visserij afkomstig waren. Het was trouwens bij de Zeeuwse vissers in het algemeen gewoonte, dat wanneer zij meer kabeljauw vingen dan zij konden gebruiken, deze kabeljauw ontkopt werd en in vaten gezouten. Van deze vaten vormden er 15 een last. Toen in de 15e eeuw de haringvisserij ter zoute in opkomst was, ligt het voor de hand, dat deze voor Zeeland nieuwe combinaties van vis en zout ook in Zierikzee ingang zou vinden. De overeenkomst tussen Zierikzee, Veere, Westerschouwen, Vlissin- gen en Zoutelande, gesloten voor de aanvang van de haringteelt 1440 ter financiering van de con- vooischepen in de vorm van een lastgeld op slabbe-, verse of gezouten haring wijst in de rich ting van de zoutharingvisserij, doch geeft niet aan of de gezouten haring bijvangst was op kleine een heden (slabschuiten) dan wel van een speciale haringvisserij ter zoute (buisnering) afkomstig was. Een volgend gegeven uit 1482, toen Holland en Zeeland gezamenlijk 12 convooischepen ter be scherming van de haringvisserij naar zee stuur den toont wel het relatieve belang van Zierikzee aan, omdat het alleen een schip met 150 man leverde, tegen bv. Reimerswaal, Middelburg en Goes gezamenlijk een hoofdschip met 300 man; het zegt echter verder evenmin iets over de aard van het bedrijf, omdat de heffing zowel door slab schepen (buizen ter slabbe) als door normale bui- Het darinck delven J)t Z El* -JiTJSJSn IN a At J)- J IIZNJC ~J) 3SZ VJSX 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 3