Engelse oorlog hield 's lands vloot op 13 september 1673 een tweetal vissersschepen uit Zierikzee aan, op weg naar diep water om te vissen. Gezien de tijd van het jaar en de genoemde visgrond moeten deze schepen op weg ter haringvisserij onder de Engelse wal geweest zijn. Dan blijft nog de vraag over, hoe het de voor Zierikzee inheemse hoekwant- of beugvisserij ge gaan is. Het ziet er naar uit dat deze visserij zich met name in de zeventiende eeuw gunstig ontwikkeld heeft. Niet alleen werd gezouten vis uit de Noordzee aangevoerd, doch ook op verder afgelegen vang gebieden, met name rond IJsland, ontstond een regelmatige visserij ter zoute. De geschiedschrijfster Simon Thomas, die een uit voerige studie gewijd heeft aan onze IJslandvaar- ders in de zeventiende en achttiende eeuw, komt tot de conclusie, dat de IJslandse kabeljauwvisserij altijd een tweede plaats achter de haringvisserij (ter zoute) heeft ingenomen behalve misschien in Maassluis. Wij kunnen het, wat de totale visserij betreft met haar eens zijn, doch plaatselijk gezien zijn wij van oordeel, dat in Zierikzee, meer nog dan in Maas sluis, de IJslandvisserij prioriteit had. Gegevens over de eerste helft van de zeventiende eeuw ont breken, maar Simon Thomas neemt aan, dat er na het midden van de zeventiende eeuw geregeld doggers naar IJsland voeren, o.a. uit Zierikzee. Deze doggers nu waren typische schepen voor de kabeljauwvisserij, zoals de buizen het waren voor de haringvisserij. In 1344 komen zij reeds in Enge land voor en er zijn aanwijzingen dat uit dat land al in 1412 met deze schepen onder IJsland werd gevist. Aangezien „dog" in het Engels o.m. haak of hoek betekent, zou de Nederlandse vertaling hoeker kunnen zijn, doch wij zijn van oordeel, dat deze naam aan een later, nog groter scheepstype voor de kabeljauwvangst werd gegeven. Overigens was de dogger onder de vissersschepen na de buis de grootste, hetgeen blijkt uit een Brielse keur uit 1405 met betrekking tot een heffing voor de bebakening. Zijn inhoud wordt op 2A van die van een haringbuis geschat. De latere hoeker daarentegen overtreft de inhoud van de buis, wat o.m. bewezen wordt door een klacht van Enkhui zen in de achttiende eeuw, dat zij financieel niet in staat waren hun buizen door duurdere hoekers te vervangen. Er moet eenzelfde verband bestaan in de kabel jauwvaart ter zoute op verre visgronden en hef opkomen van het hoekertype als tussen de haring- Een koopvaarder in de haven van Zierikzee 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 5