Hendrik Chabot, aspecten van een eerste lente André Oosthoek De grote bevrijdingstentoonstelling „Chabot, schilderijen 1940-1945 - Oorlog is buiten de wet" die nog tot 5 juli in het rijksmuseum te Amsterdam te bezichtigen is, heeft de belang stelling die er voor deze „Hollandse meester-expressionist" altijd wel is gebleven, in volle hevigheid teruggedraaid naar de intensiteit van de dagen vlak na het ontstaan van de oorlogscyclus, het dankbaar onderwerp voor een tentoonstelling die gehouden is aan een zekere sobere monumentaliteit. Zelfportret, collectie D. Tol De golf van publiciteit die Chabot nu weer dreigt te overspoelen, vindt echter een sterk gedamde uitloop in het oorlogswerk alléén. De jaren die nodig waren om dit definitief geachte „gezicht" van Chabot lijn en snijding te geven en die in de tijd gesproken aanzienlijk vóór 1940 liggen, blijven veelal onbesproken met een enkele uitzon dering voor de met graagte gehanteerde verwij zing naar invloeden van o.a. Constant Permeke. De grote lijn voor Chabot gaat spreken in en rond ruwweg 1930. Vlak daarna meer bepaald: 1933 breekt tijdens zijn Zeeuwse pe riode de eerste lente aan. Hammacher, die Chabot in Vrouwenpolder dagen en weken van zeer nabij heeft meegemaakt, schreef er bij de dood van de schilder in 1949 onder meer deze kenmerkende zin over: „In die lente brak de schilderkunst uit hem los, als een geweld, een natuurgebeuren, een onweer". Chabot can de vloedlijn bij Oostkapelle 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 9