geweest in de veertiende eeuw, toen Tholen onder
het bisdom Luik ressorteerde. Daarvan getuigt
onder andere het helderblauwe plafond, zoals u
die ook kunt zien in bijna alle Bretonse kerken en
kapellen.
Dat de lithurgische eenheid van het bouwwerk en
zijn formaat zijn gebroken door de scheidingsmuur
tussen schip en kerk (de beeldenstorm heeft heel
wat kwaads op zijn geweten, ook architectonisch
kwaad), doet niet af aan de stille, evenwichtige
schoonheid van het kerkinterieur, de zijbeuken ge
scheiden van het middendeel door spitsbogen op
kolommen van metselsteen met zandstenen banden.
Dit contrast geeft een extra accent aan de ver
houdingen in het gebouw, dat verder nog een
mooie zeventiende-eeuwse preekstoel en doophek
bezit.
In de koorkerk kan de aandachtige bezoeker, die
er de tijd voor wil nemen, de soms ontroerende
tekst op een aantal grafzerken nog ontcijferen.
Hier zijn door de eeuwen heen de notabelen van
stad en eiland begraven, als een duidelijke
illustratie voor het nageslacht van het vergankelijke
van alle aardse roem. Hier liggen rentmeester,
kasteelheer, burgemeester, een „capiteyn van een
vendel voetknechten", predikanten, medicijnmeester,
de meesten met hun „huysvrouwe".
De restauratie kwam destijds (in 1948) in het
nieuws. In het aan de noorderkant onder een zij
kapel gelegen keldergewelf, waar de stoffelijke
resten zijn geborgen van het Thoolse magistraten
geslacht Van Vrijberghe, bleek dat in die graven
de geborgen lichamen als het ware gemummificeerd
waren. Van enkele waren de gelaatstrekken nog
duidelijk te onderscheiden en ook de romp en
ledematen soms in tact gebleven sinds ongeveer
1500. Volgens een wetenschappelijk onderzoek, dat
toen in Leiden is gedaan, is die mummificering een
gevolg van de klimatologische gesteldheid in de
grafkelder, waardoor de gebalsemde lichamen
konden verdrogen en daarna min of meer ver
stenen. Zij zijn in nieuwe kisten weer in de toe-
gemetselde en niet voor het publiek toegankelijke
kelder bijgezet.
In de geschiedschrijving over de Thoolse kerk is
veel interessants te lezen over alles wat met het
religieuze beleven van die tijd te maken heeft: de
sinds 1489 jaarlijks met veel praal aan Maria
opgedragen zogenaamde Gouden Mis, het sacra
mentsgilde met mannelijke en vrouwelijke leden,
de grote jaarlijkse gildenprocessies, de soms veel
zeggende namen van de actieve en in het openbare
leven belangrijke gilden, bijvoorbeeld die van
„Onze Lieve Vrouwe in het kinderbed", een gilde
dat hulp verstrekte aan behoeftige kraamvrouwen.
Terecht is men in Tholen heel trots op deze kerk,
een van de grootste en mooiste van Zeeland, nu
weer zoveel mogelijk hersteld in vroegere indruk
wekkendheid en pracht. Ook het exterieur, domi
nerend over de stad, komt op het wijde kerkplein
goed tot zijn recht.
„Drie Tolenaars, twee soldaten", lazen we ergens,
en: „De regentenfamilies, ten dele uit Reimerswaal
en Bergen op Zoom afkomstig, hebben zich in het
algemeen verdienstelijker gemaakt voor de lands
verdediging dan voor de cultuur." (Overigens,
zonder vrijheid en vrede geen cultuur zoals we wel
gezien hebben in de jaren 1940 tot 1945.) Ook dat
is dan intussen veranderd, want voor culturele
zaken is juist veel belangstelling in Tholen. De
prachtige, in stijl gehouden hal van het raadhuis
wordt nu soms gebruikt voor concerten en toneel
voorstellingen en is dan tot de laatste plaats bezet.
Verder is de gemeente gesteld op het behoud van
haar natuurschoon, getuige de activiteiten ook van
het sinds kort opgerichte kanaalschap „De Een
dracht". Zijn concept-rapport „omtrent de ver
anderende relatie in het milieu" van de Eendracht
(immers deze moet gedeeltelijk worden gekanali
seerd en er komt een nieuwe brug) is in studie
genomen door de desbetreffende bestuurslichamen.
Graag wensen we Tholen met zo'n initiatief geluk
èn succes.
De straatnamen van Tholen brengen de wandelaar
haar verleden weer even in de herinnering: de
Kruittorenstraat, de „Contre Escarpe", een van de
aardige oude stadswallen, de Jan van Blois- en
Machteld van Gelrestraten.
De stad Tholen wil zich voor alle in haar bezit
zijnde grote en kleine herinneringen aan een
imposant verleden veel moeite geven. Die liefde
en aandacht verdienen onze belangstelling.
Een nieuw eiland in de Oosterschelde
Foto: C. A. L. Kotvis
120