„De oude salon is nog helemaal intact", zegt Becu,
„daar gaan we een kopje koffie drinken".
Hij steekt het hoofd om de deur van de kombuis:
„Vier koffie, steward".
Cor Kotvis legt het samenzijn met de camera vast.
Onze begeleider informeert of we gelet hebben op
de poten van de O'osterwijk. Jawel, stalen poten
waarmee het schip zich over de bodem kan voort
bewegen. Ik knik aarzelend, vaag vermoedend dat
de heer Becu ons in de maling neemt. Maar nee,
het is ernst, hij wijst ons de constructie waarmee
de kolos zich enigszins verplaatsen kan.
Na de koffie klauteren we langs een ijzeren lad
dertje tegen de kademuur op, we staan op de
Roggen plaat. Driehonderd tachtigduizend vierkante
meter opgespoten zand, afgedekt met een kleilaag
en met gras ingezaaid; maar de spiesbladmelde
groeit er weliger. Ik had er vogels verwacht, maar
ontdek alleen een paar vlinders en een lieveheers
beestje. Je kunt van de Roggenplaat heel het werk
gebied overzien. Becu zegt: „Het is duidelijk dat
het lastigste karwei voor het laatst bewaard is. Bij
de Veerse dam één sluitgat, bij het Brouwersha-
vensche Gat twee, hier zijn het er drie. En diepten
die variëren tussen de twintig en zevenendertig
meter".
Van de Roggenplaat naar Neeltje Jans, een zand
woestijn even boven N.A.P. Daar kreunen vracht
wagens onder de last van klei en stenen, daar
grommen bulldozers. Er staat een rood monster
uit de oerwereld, het steekt zijn getande bek diep
in de modder, heft de hals, zwenkt, braakt een
eind verder een kubieke meter mijngruis uit.
Er wordt aan de beschoeiing gewerkt. Een grijper
tilt vier betonblokken van een auto, zwaait ze over
de hoofden van arbeiders heen, legt ze beheerst
en nauwkeurig op het talud.
We sjouwen wat rond door de zandheuvels, staan
plotseling voor een snelstromende beek met lood
rechte oevers. Er loopt een pijpleiding overheen.
„Ik heb er op gerekend dat de heren wel over die
buis kunnen lopen", zegt Becu. Hij gaat ons rustig
voor, wij volgen. De grootste zorg is de foto
apparatuur van Kotvis.
In de namiddag hebben we de visserijtentoonstel
ling bezocht die de vissersvereniging Helpt Elkan
der te Zierikzee heeft georganiseerd. De ZZ 70,
ter ere van het halve eeuwfeest van de vereniging
voornoemd óók bedoeld om nog eens extra de
aandacht te vestigen op de tot verdwijnen ge
doemde schaal- en schelpdierencultuur. We ont
moetten daar Jaap Schot, mosselkweker, initiatief
nemer en mede-organisator van de expositie.
„Wisten jullie geen beter onderwerp voor een
Prentenboek dan die ellendige dam?" roept Schot
kwasi verontwaardigd. „Alsof er geen andere ma
nieren zijn om het land te beschermen. Of komt er
over de Westerschelde soms ook een dam!"
We gaan er speels tegen in en daarbij noemen we
de nieuwe eilanden. Schot wil van de dam geen
goed woord horen. En voor de Roggenplaat en
Neeltje Jans weet hij wel een voortreffelijke be
stemming. We kijken hem vragend aan. „Nudisten-
kampen", vertrouwt hij ons toe. „Kampen voor
Neptunus in het Gravensteen
De plompe toren van Westenschouwen
125