naaktlopers die mensen zijn in Nederland nog
altijd niet aan hun trekken gekomen".
Ik mocht het gerust in het Prentenboek zetten,
schipper Schot heeft het nadrukkelijk verzekerd.
Het woord nietig is op zijn plaats. Een klein
eilandje in de mond van de Oosterschelde waar
aan wordt gewerkt met materieel dat aan voor
wereldlijke monsters doet denken. Er wordt iets
groots verricht maar dat is een besmette uitspraak.
Wij kijken naar de zuidkust van Schouwen, zo
berucht in de geschiedenis van de waterstaat.
Het bekende rijm: Wie voor mij vreest en van mij
vliedt, verteert zichzelf en komt tot niet, is eigen
lijk moeilijk te aanvaarden. Men weet het: als de
dijk wordt aangevochten, leg je er een dijk achter.
Het gebied tussen die dijken wordt inlaag genoemd.
Staande op het atol besef je pas goed hoe weinig
de mens vroeger had in te brengen en eigenlijk
nog?
Het is gewoonte geworden de vroegere dijkbe-
stuurders slordige nalatigheid te verwijten wat die
zuidkust betreft. Nu hartje zomer staat er een
briesje maar het water is woelig en blijft rusteloos
de glooiing beuken, maar als het windkracht negen
of tien wordt? Becu kent de kracht van het water
en weet wat er van hem wordt verlangd. Een
mens kan hier zijn hoogmoed afleren.
Met onze gedachten gaan we terug naar kroniek
schrijver Reigersbergh die in 1551 zijn boek over
Zeeland in Antwerpen laat verschijnen. Hij kwam
van Kortgene en zorgde er voor de bewoners van
het eiland met zijn medicamenten van hun kwalen
af te helpen; apotheker was zijn beroep. Hij ver
haalt dat in de middeleeuwen Schouwen en Noord-
Beveland zo dicht bij elkaar lagen dat de vrouwen
elkaar hun bokstok, de stok om het vuil uit het
wasgoed te kloppen, konden toewerpen. Maar de
zee vrat steeds weer, vreten is het goede woord,
aan de zuidkust en wat men ook deed, men moest
achteruit. Steeds weer. Kan men een middeleeuwer
verwijten maken voor iets dat veel sterker is dan
hemzelf. Als het geweldig stormt zal Becu met
bezorgdheid zijn eiland bekijken want hij kent de
kracht van het water. Staande in zee denken wij
aan 1953. Wij kunnen ons een goede voorstelling
maken hoe vroeger de schippers zich richtten op
de torens. Voor velen zal het zien van de dikke
St. Lieven van Zierikzee het gevoel hebben gegeven
weer thuis te zijn, maar eerst passeerde men de
stompe toren van Westenschouwen.
Zeeland is niet zo geweldig rijk aan sagen en
legenden, maar de geschiedenis van de zeemeer
min kent wel ieder. Westenschouwen wordt een
stad genoemd, maar dat is overdreven: een wel
varend dorp kan het zeker zijn geweest. Welvaart
maakt de mens hoogmoedig. En als de schippers
op een goede dag een zeemeermin ophalen, laten
zij het schone mens-vis niet vrij ondanks het smeken
van de meerman. In een Amerikaans boek luidt de
versie dat de meerman des nachts een diep gat
onder de dijk doorgroef en toen de storm kwam
WE£.T!ENSCItOUWE:"r ZAL 31 ROUWE
DAT, ilt GENOME HEBT ffflUH UROUWE
SSIWE5.TEN5CH0UWE ZAL VCRCAAN1S*
DE TOREN ALLIEN ZAL BL'JtlE STAAN
126