„Ter Hooge", westzijde 1291 sprake te zijn van een zekere Simon van der Hooge, die bij oorkonde van 14 december van dat jaar belooft „den Graaf van Holland met lyf en goed getrouwelyk te dienen" [38]. Hieruit trekt hij de conclusie „dat een geruimen tijd, voor dat de verscheiden takken van den stam van Borsele dit Kasteel bezeten hebben, er reeds Edelen geweest zijn die den naam van der Hooge droegen; waar uit volgt dat dit Slot veel ouder zij dan de 14e. Eeuwe". c. Een beschrijving van het landgoed „Welke gedaanten de allereerste bouwheeren aan dit Stenen huijs of Kasteel ter Hooge gegeven heb ben, is niet wel te bepalen". Wel is ons de situatie in de 17e eeuw bekend. Duidelijker dan de bij Smallegange [39] voorkomende gravure, schijnt een afbeelding te zijn in Jacob van Borsele's „De Nobilitate". Zoveel duidelijker kan deze tekening, die dateert van 1660, echter niet zijn, want alle door Te Water bespeurde onderdelen zijn ook te onder scheiden op Smallegange's afbeelding: het huis met zijn bijgebouwen, kapel en toren, rondom in het water gelegen; daaromheen de boomaan- plant; verder de Noordpoort, toen blijkbaar reeds vervallen, aan de zijde van Middelburg; en ten slotte de Zuidpoort ter hoogte van de ophaalbrug. Bij Smallegange ontbreekt echter „noch een Huijs, gelegen over den weg die naar de Noordpoort liep, geheten Klein ter Hooge, misschien gebouwd voor eenen der jongere zoonen uit de takken van Brig- damme of Zandijk; doch nu hertimmerd en tot een gemeene woninge geschikt". Daarna beschrijft Te Water de situatie na de af braak en herbouw circa 1754 door Jan van Bor sele [40]. Het nog steeds omgrachte huis en voor plein blijken dan omgeven te zijn door een muur. Op elke hoek van het huis staat nu een toren, „den enigen ouden Toren, dien het voorheen had in gedaante gelijkende, 't welk bijkans het enige overblijfzel van 'f vertoog der oudheid is, zijnde al het overige naar de regelen der hedendaagsche bouwkunde gemaakt". Deze ietwat onduidelijke zin heeft wellicht de vrij algemeen heersende, doch o.i. nimmer als juist bewezen, opvatting doen groeien, dat één van de twee torens welke Ter Hooge heden ten dage bezit, tot een ouder huis behoort [41], Een stenen boogbrug vormt na de herbouw de toegang tot het huis. „Eene ruime en visrijke vijver, sierlijke waterkommen, uitmuntende laanen, weelige beplantingen en alleraangenaam ste ver-gezigten geven geen geringen sieraad aan dit kasteel". Een illustratie bij deze beschrijving van Te Water vormt de in 1785 door Arends ver vaardigde serie tekeningen van de onmiddellijke omgeving van het huis [42], De iets wijdere om geving, de tot Ter Hooge behorende landerijen, blijken te worden onderscheiden in de ambachten: Noord-Hooge, Zuid-Hooge en Schuilenwerve. Een ambacht „Scuwelincwerve", waarnaar Tack [43] onverrichterzake zoekt, heeft dan toch wellicht be staan op Walcheren! d. De voorrechten die Ter Hooge genoot „De voorrechten van 't Kasteel Ter Hooge, welke het ten deele gemeen heeft met andere adelijke Huijzen in Zeeland en Walcheren, en ten deele boven andere bezit, moeten nu in aanmerkinge koomen". Bij oorkonde van 9 mei 1485 blijkt Maxi- miliaan van Oostenrijk Adriaan van Borsele toe te staan een weg op Ter Hooge te planten. Een aan zienlijker voorrecht wordt Joost van der Hooge bij oorkonde van 29 mei 1501 door Philips van Oos tenrijk geschonken, namelijk: „dat hij zou mogen doen maken en stellen een houten valbrugge op de grachten rondom zijn Huijs Ter Hooge, en de- „Ter Hooge", de klok en westelijke toren 132

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 24