en na 1493 diens neven Bastiaan en Dominique
Anya, waarna een onderbreking tot 1572 wegens
een door Margaretha van Parma uitgevaardigd
placaat tegen het geldlenen.
Antheunis Armelijn 1527-1537
Jacob Bois die zijn recht overdeed 1537-1547
aan Dominicus Pierre Vivi
Louis Pourquin 1547-1565
Louis Pourquin en Francois Corbelin 1565-1574
Onder de republiek
Van 1574-1578 was er Francois Massazia, waarna
in 1578 bij resolutie van de Staten van Holland
en Zeeland te Gorkum bijeen, het recht tot rege
ling van de banken van lening aan de stedelijke
besturen werd opgedragen. Van die tijd af
is de zaak van de leenbanken in handen van de
stedelijke besturen tot op het Kon. besluit van
31 oktober 1826. In 1584 gunde de stad Middelburg
de tafelhouding voor 10 jaren aan Jan Francois
tot 1594, in welk jaar de tafel werd overgenomen
door Alexander de Florano (in de Zusterstraat)
die dit tot zijn dood in 1632 heeft gedaan. Het in
1595 aan de Florano door de stad gegeven octrooi
verstrekt ons enige gegevens nl. de pacht 150,
oplopend tot 1000,- 's jaars. Er waren gelijk
luidende voorwaarden voor alle tafelhouders in
de Nederlanden vastgesteld, speciaal ten aanzien
van de onderpanden, duur der belening, executie-
voorwaarden enz. en de interest wordt van 32y2
tof 213A per jaar verminderd. Eerst in 1636 werd in
Middelburg de Stadsleenbank opgericht en bij
resolutie van 16 januari 1652 wordt aangekondigd
dat er te Hulst een Bank van lening zal worden
opgericht welke in een resolutie van 11 februari
1794 nog wordt vermeld. De Stadsleenbank be
hoefde merkwaardigerwijze niet de goedkeuring
van de Staten van Zeeland, zoals die van Rotter
dam (1635) wel de goedkeuring van de Staten van
Holland behoefde. De Bank werd gevestigd in het
monumentale pand in de St. Janstraat hetwelk in
1940 door oorlogsgeweld werd verwoest. Het be
heer van de bank werd gevoerd door twee uit het
college van wet en raad benoemde commissaris
sen aan welke van 1672-1700 twee commissarissen
uit de burgerij waren toegevoegd. De eerstbenoem-
den waren Hendrik Thibaut en het raadslid Johan
van der Stringe. Zij waren verantwoordelijk tegen
over de raad, waarvoor zij de eed aflegden. Zij
werden verondersteld zelf de boekhouding te doen
en de kas te houden. Tezamen ondertekenden zij
schuldbekentenissen wegens a deposito uitge
brachte gelden. Aanvankelijk traden deze commis
sarissen jaarlijks af, maar naderhand bestond de
mogelijkheid te „continueren". In 1646 doet zich de
vreemde situatie voor dat Steven Becker, regerend
burgemeester, commissaris is. Het personeel van
de bank was vrij talrijk t.w. 12 man waaraan de
opperboekhouder Gillis van Rijkegem een tracte-
ment van 1000,per jaar geniet. De commissa
rissen hielden hun kas bij de wisselbank en be
moeiden zich vrijwel niet persoonlijk met belenen
van panden. De rente voor kleine panden beneden
100,bedroeg 16(4. voor de middelbare pan
den (van 100,tot 500,93/s en voor de
grote (boven de 500,8%. Deze rentevoet
nam men geheel over, evenals in Vlissingen uit de
Amsterdamse verordening. De werkkring van de
Bank was van de aanvang af grotendeels anders
dan men zich van een leenbank voorstelde. Op
grote panden werden tegen een rente van 8%
gelden geleend, waarbij allerlei koopwaren, juwe
len, rentebrieven, obligaties etc. door kooplieden
ter financiering van hun handel werden geaccep
teerd, zelfs huizen en landerijen en andere onroe
rende goederen werden verbonden. In 1637 reeds
leende de Middelburgse leenbank 473.730,
(78.955£ Hl) op bijna 30.000 panden waarvan
ongeveer 300.000,— op 64 grote panden, waar
onder beleningen van 20.000,tot 30.000,
Het was de stad Middelburg met de oprichting van
de leenbank niet uitsluitend te doen om zorg te
dragen voor de „armen" maar wel degelijk om een
kredietinstelling in het leven te roepen, die op een
weer andere wijze dan de in 1636 opgerichte
wisselbank, de kooplieden en reders in hun onder
nemingen behulpzaam zou kunnen zijn. Aanzien
lijke sommen werden door de leenbank geleend
aan de West Indische Compagnie en aan de vaste
Middelburg
Huis van Leening-St. Janstraat