(welde) kust, later Nova Zelandia genaamd. De leenbank week voor de grote panden af van de haar door de ordonnantie toegestane 8% en zette geld uit tegen 7, 6% en 5%, welke laatste rente aanvankelijk als minimum gold maar wegens nieu we toevloeiing van gelden werd de rente ad 6(4 van een lening van 500.000,aan de W. I. Com- pagny in 1662 tot 3% teruggebracht en in 1665 zelfs tot 2%. De bank kwam aan deze ruime mid delen doordat zij tevens als depositobank fungeer de. Krachtens de Ordonnantie op de Weeskamer werd het toegestaan om gelden van wezen bij de leenbank in deposito te geven zodat men niet uitsluitend op hypotheken was aangewezen. Ook de stad Middelburg maakte spoedig gebruik van deze kredietmogelijkheid en nam tegen afgifte van schuldbekentenissen aan de leenbank en aan de wisselbank aanzienlijke bedragen op welke van 1664-1673 tot ruim 1,5 miljoen opliepen. In 1671 beliep het bedrag aan deposito bij de bank ruim 2,7 miljoen hoewel er zich vanaf 1659 reeds verliezen gingen voordoen. De bank ging nl. ook speculeren met de haar toevertrouwde gelden o.a. door het geldschieten op bodemerij van schepen der W. I. Compagnie. Bovendien leende men ook gelden in het buitenland uit. Onregelmatigheden gepleegd door commissaris sen en ook personeel waren geen uitzondering; zo leende o.a. de burgemeester Cornells Westdorp ruim 36.000,van de leenbank „voor zijn privé" waarop de bank ruim 13.000,is tekort geko men. De bank ging steeds meer achteruit en was in 1672 niet in staat de interest van haar obligaties te betalen. Een faillissement kon worden voorko men door een schikking met crediteuren te treffen, hetgeen met grote moeilijkheden gepaard ging. De grootste debiteur was de W. I. Compagnie wel ke met te weinig eigen kapitaal riskante onder nemingen had gefinancierd met kredieten van de leenbank. De Compagnie raakte in 1651 o.a. al haar bezittingen in Brazilië kwijt, waardoor zij in verval was geraakt. De leenbank heeft dan ook tot de opheffing van de W. I. Compagnie in 1674 7 ton gouds aan haar verloren. Andere insolvente de biteuren waren de Godshuizen en de Diaconie. Op de balans der leenbank werden deze insolven te debiteuren evenwel als volwaardig opgevoerd. De oorlogsverklaring in april 1672 door Frankrijk en Engeland aan de republiek bracht de wissel bank en de leenbank in grote moeilijkheden, als gevolg waarvan de wisselbank werd gesloten daar zij niet meer aan haar verplichtingen kon voldoen. Kooplieden, burgers en gilden eisten opening van zaken en er ontstond openlijke revolutie tegen de verantwoordelijke regenten van de stad. Het heeft vele jaren geduurd alvorens er weer enige sanering tot stand kwam. De stad Middelburg werd ver plicht bepaalde cijnzen b.v. op turf, brandhout, wijn etc. aan de leenbank af te staan. In 1676 werd een loterij uitgeschreven, waarbij men de loten ook kon betalen met obligaties van de leenbank. De te winnen prijzen bestonden uit heerlijkheden of gedeelten daarvan; obligaties op de W. I. Com pagnie, vier windmolens op de bolwerken, de ha ringpakkerij staande over de Bellingbrug. De heer lijkheden waren die van Brigdamme, St. Laurens, Ritthem, Oost-Souburg, Kleverskerke, Domburg, Domburg-buiten, Westkapelle, Oostkapelle, Wel- singe, Schellach, Poppenroede-Ambacht, Hogelan- de en St. Janskerke. De opzet mislukte, mede wegens de aard der prijzen, waarna genoemde heerlijkheden publiekelijk werden verkocht tegen betaling in obligaties op de leenbank. De verko pen geschiedden in 1779 en brachten bijna 500.000,op, waaronder 80.000,voor de heerlijkheid Westkapelle aan Mr. Maarten Veth en die van Domburg voor 76.000,aan Eduard v. d. Perre. Ook met de W. I. Compagnie, welke in 1774 door een nieuwe was vervangen werd af gerekend o.a. door verkoop van pakhuizen. De geschiedenis der leenbank en de wisselbank vergunt ons een blik in de vroegere openbare huishouding van een overigens bloeiende handels stad als Middelburg, en op de gebrekkige soms laakbare wijze waarop de voormalige regenten van de stad zich van hun taak (plicht) kweten. De verdere geschiedenis der beide, nauw aan elkaar gelieerde „Stadsbanken" geeft geen aanleiding tot vermelding van bijzondere wederwaardigheden, hoewel de financiële administratie van de stad Middelburg tot aan de Franse tijd op een nogai ingewikkelde manier door die van genoemde ban ken blijft heenlopen. De leenbank werd in 1678 weer verpacht. In 1813 werd de leenbank wederom rechtstreeks onder het gezag van de stad gebracht en had verder geheel het karakter van een gele genheid voor minvermogenden om uit tijdelijke nood geholpen te worden. De in 1614 opgerichte wisselbank had een monopolie als instelling voor geldwisselen en geldhandel, welke in die tijd, waarin nog niet sprake was van een landelijke munteenheid, maar waarin de meeste gewesten en steden hun eigen munt bezaten, een nuttige func tie vervulde. Voorts behoorde tot de werkkring van deze stedelijke bank, de belangrijkste in de Neder landen na Amsterdam, het verschaffen van wissels op andere plaatsen resp. buitenland ter begunsti ging van de handel in binnen- en buitenland, het openen voor particulieren, van rekeningen in cou rant geld en in bankgeld in de boeken der bank. Ook deze instelling werd in de loop van de 17e eeuw regelmatig met problemen geconfronteerd, waarbij ook weer de verwevenheid met de over heidsfinanciën de aandacht trekt. Ook voor de wisselbank zijn de jaren 1672 e.v. zeer bewogen. De Oost Indische Compagnie drong wederom ernstig op betaling van de haar toekomende gel den van 56.000,Vlaamsch aan. De ge- commiteerden uit de vergadering der heren Zeven tien dreigden zelfs op grond van de akte van borgtocht, tegen de regerende en oud-burgemees ters een gerechtelijke aktie te zullen instellen. Na veel onderhandelingen gelukte het de bewindheb bers van dit laatste af te zien mits voorlopig een som van 40.000 Carolus guldens werd uitbetaald. In 1778 slaagde Wet en Raad van Middelburg erin om de bewindhebbers der O. I. Compagnie te bewegen om de verkopingen der goederen der Comp. weer per bank te doen betalen. In 1678 werd de bank weer voor het publiek opengesteld. 112

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 4