De bank van Tak en Co. op de Groenmarkt
In 1681 wordt de rest van de oude schuld aan de
Compagnie t.w. ruim 4.000,terugbetaald. Daar
na gaat het met de wisselbank allengs weer in
stijgende lijn daar de revenues voor de stad
weer konden worden aangewend voor publieke
werken zoals het uitdiepen van het dok in 1696
en in het zelfde jaar herstelling van de beelden
aan de gevel van het stadhuis. In 1702 werd een
resolutie aangenomen dat de Commissarissen van
de Bank een kwart van de winst zullen genieten en
tevens dat onderdanen van vijandelijke mogendhe
den steeds vrijelijk over hun tegoed bij de Bank
zouden kunnen beschikken. Regelmatig blijven zich
echter problemen en moeilijkheden voordoen wel
ke ten dele ook wel voortvloeien uit de minder ge
wenste verwevenheid van het bestuur der stad en
die der bank. Herhaaldelijk diende aangedrongen
te worden op een behoorlijke verantwoording, het
gemis waaraan weer duidelijk bleek bij een om
vangrijke fraude in 1702 door de kassier Dender-
bek, wiens leven een tragisch einde vond op een
zondagmorgen op het Molenwater „regt voor de
woning van een seer befaamde hoer".
In 1711 verzocht de O. I. Compagnie aan de bank
„de gages harer matrozen" in Banco uit te betalen
hetgeen resoluut geweigerd werd als zijnde een
„ontoelaatbare nieuwigheit". Uit verschillende re
soluties in de 18e eeuw blijkt dat er sprake is van
concurrentie met de wisselbank te Amsterdam.
Deze laatste slaagde erin om betalingen van de
Zeeuwsche Kamer der O. I. Compagnie via haar
instelling te doen geschieden zodat in 1728 door
de wisselbank te Middelburg werd besloten om
een som gelds te deponeren bij de Amsterdamse
wisselbank teneinde te verhoeden dat de betaling
der door de Compagnie te Middelburg verkochte
goederen bij de Amsterdamse wisselbank zou
plaatsvinden.
In 1737 gelastte het stadbestuur van Middelburg
de bank van lening haar de 25.000,VI. die de
stad vroeger aan deze instelling had verstrekt
terug te betalen. Voor zover zij hiertoe niet in
staat was zouden de gelden door de wisselbank
kunnen worden geleend. Ook hier zien wij weer de
verbondenheid van de beide stadsbanken met de
stedelijke overheid. In 1742 werd besloten dat het
opnemen van geld bij de wisselbank ten behoeve
van de stedelijke instellingen (diaconie, het oude
mannen- en vrouwenhuis militie, kerkmeesters etc.
voortaan zal geschieden door bemiddeling van de
bank van leening, die voor het geld dat zij van de
wisselbank leent 3% interest betaalt. In 1767 werd
5.000,geleend aan de bank van leening welke
op haar beurt het bedrag als participatie van de
Stad Middelburg in de West-Indische plantage
lening, geëntameerd door burgemeester van der
Helm Boddaert, bestemde. Deze negotiatie ten be
hoeve van de Zeeuwse planters in Essequebo en
Demarary is slechts ten dele geslaagd en later
toen de Nederlanden onder Franse bezetting kwa-
113