De Vlasmarkt ca. 1900 met rechts op de voorgrond de bank van Hondius. men geheel ten gronde gegaan. In 1794 geraakte de wisselbank in moeilijkheden daar de Staten van Zeeland hun verplichtingen tegenover de Bank niet nakwamen, evenals zij dit tegenover de stad Mid delburg niet deden welke schulden 200.000, resp. 350.000,bedroegen en welke situatie leidde tot gedeeltelijke sluiting van de bank en waarbij de rekeninghouders slechts over Vs ge deelte van hun tegoed konden beschikken. Enige maanden later werd een akkoord getroffen met de gecommiteerden van de saldohouders t.w. G. F. Meynders, D. J. de Superville en Marius Tak, waarbij een uitstel van verplichtingen voor vier maanden werd verleend. De passiva en activa hielden el kaar in evenwicht maar voornamelijk betrof het een liquiditeits-situatie. In 1802 werd door deze gecommiteerden een uitvoerig request bij het Staatsbewind der Bataafsche Republiek ingediend om spoedige afdoening der schuld te verkrijgen die de Republiek tegenover de Stad Middelburg heeft. Onder bepaalde bindende voorwaarden stelde genoemd bewind de wisselbank in staat aan de vroegere verplichtingen van de Staten van Zeeland te voldoen waarbij tevens een nieuwe ordonnantie voor de wisselbank werd uitgevaar digd. Deze behelst dat de wisselbank welke vanaf 1794 gesloten was geweest, weer geopend werd in haar Status van Stedelijke Bank evenwel met een op meer moderner beginselen aangepast college van 4 stedelijke commissarissen welke hun beleid dienden te laten goedkeuren door 5 gecommiteer den. De heropening der Bank vond plaats op 6 januari 1806. Aldus hernieuwd en gewijzigd heeft de Middelburgse Wisselbank nog tot 1879 bestaan. Het karakter der Bank was nu echter zoals uit de ordonnantie van 1802 reeds blijkt, zeer verschillend van de oorspronkelijke opzet. De verdere ontwik keling dezer instelling gedurende de 19e eeuw kan dan ook niet meer gerekend worden tot de ge schiedenis onzer oude wisselbanken te behoren. Na de Franse tijd was het economische leven in Zeeland weinig florissant hetgeen zich ook weer spiegelt in het bankwezen. De overheidsbemoeiing met het bankbedrijf leidde voorheen niet slechts tot die mate van solvabiliteit die voor het bankwe zen noodzakelijk is. Het is dan ook in de 19e eeuw dat de particuliere geld- en effectenhandel steeds meer terrein gaat winnen. De Maatschappij tot Nut van het Alge meen, opgericht in 1793 nam het initiatief tot het oprichten van een plaatselijke spaarbank in 1809 te Vlissingen, Middelburg en Zierikzee. Deze instellingen welke geen winststreven beogen, voorzagen in een behoefte aan het onder brengen van spaargelden op een eenvoudige en goedkope wijze. Bij het uitzetten der gelden door de rentespaarbank werd mogelijk ook getracht be paalde ideële doeleinden te begunstigen en heb ben zij mede een bijdrage geleverd aan de mate riële vooruitgang in dit gewest. De spaarbanken hadden evenwel geen taak in de voorziening in de kredietbehoeften van handel en opkomende indus trie. Het waren de particuliere bankiers welke naderhand vrijwel geheel door de tegen het eind 114

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 6