Onderwijstentoonstelling A een Aapje
in het Rijksarchief te Middelburg")
In deze tijd van snelle veranderingen, van bijna
stormachtige vernieuwingen op het immense ter
rein van het onderwijs is het alleszins verantwoord,
ja zelfs noodzakelijk een vergelijking te maken
tussen het tegenwoordige onderwijs en dat van
onze voorouders. Het loont zelfs zeker de moeite
om de tegenwoordige school eens te stellen naast
de school van rond de eeuwwisseling, maar duide
lijker nog worden de verschillen door de vergelij
king er van met de school van een eeuw of meer
geleden. Pas daardoor wordt de grondige ontwik
keling, de enorme verandering van het onderwijs
goed duidelijk.
Uiteraard is het noodzakelijk de onderwijssituatie
kritisch te blijven bezien en de ontwikkeling ervan
te volgen, doch er is een kleine kans dat de wat al
te luide en impulsieve kritikus (die soms wel een
kritikaster dreigt te worden) wat bescheidener, ja
zelfs wat voorzichtiger wordt. Hij zal, als hij rustig
en objektief deze tentoonstelling rondgaat, moeten
toegeven dat er al heel wat veranderd en ook ver
beterd is in de Nederlandse school in het algemeen
en in de Zeeuwse school in het bijzonder.
Het hoeft natuurlijk geen betoog, dat de ontwikke
ling in het onderwijs moet voortgaan. Het onderwijs
moet zich vooral bewust zijn, geen eiland, geen
ivoren toren te zijn in het grote gebied van de
samenleving.
Het onderwijs moet de samenleving trachten te be-
invloeden, daarentegen mag diezelfde samenleving
niet zonder invloed zijn op de school en het onder
wijs.
De naam van deze tentoonstelling zal velen bekend
in de oren klinken. Het overbekende versje:
A een aapje, dat eet uit zijn poot
B de bakker, die bezorgt ons het brood
enz.
zal bij velen goede herinneringen oproepen.
Het zelfstandig naamwoord aapje komt in de voka-
bulaire van de Nederlander heel wat keren voor.
De eerste regels van bovengenoemd versje zijn
daar reeds het bewijs van. Doch welke Neder
lander kent niet de aap van „aap, noot, mies" van
de beroemde leesplank en van de leesplankjes van
Hoogeveen.
Hoevelen in Nederland (en daarbuiten) hebben
niet de eerste wankele, voorzichtige pasjes gezet
op het grote, bijna magische gebied, dat „lezen"
heet, aan de hand van dit aapje?
Doch diezelfde aap heeft ook de wetenschap ge
ïntrigeerd. De naam van Darwin met zijn evolutie
theorie zegt hier al heel veel aan heel velen.
Wie durft ontkennen dat Darwin met zijn evolutie
theorie invloed op maatschappij en onderwijs
heeft gehad?
Fragmenten uit de openingsrede op 29 april 1970 gehouden
door inspekteur lager onderwijs J. Gelijns
Het zou te ver voeren hier op in te gaan, al is de
verleiding erg groot.
Beroemd zijn geworden de proeven van de oor
spronkelijk Duitse en later Amerikaanse psycholoog
W. Kohier op het eiland Teneriffe met chimpansees.
Deze proeven hebben via het overbekende behavio
risme een bijzonder grote invloed op opvoeding
en onderwijs gehad. Ook hierop kan helaas hier
niet verder worden ingegaan.
Als bewijs voor de belangrijke rol van het woord
aap in de laatste tijd moge gelden het U onge
twijfeld bekende boek „De Naakte Aap" van
Morris.
Doch nu genoeg over die aap. Misschien nog
belangrijker, maar ongetwijfeld nog belangwekken
der voor ons is die eerste letter van het alfabet: A.
Interessant is het zeker om eens te zien hoe onze
voorouders dat uitermate moeilijke proces van leren
lezen benaderden. Moge dan begonnen worden
met de tijd van de Haneboeken.
Op de voorpagina stond in Gotische letters ge
drukt:
Als gij mij kraaien hoort
Des morgens voor het dagen
Zoekt dan ojeugd) aan God
U biddend op te dragen.
Gaaf vlijtig naar de school
en zoekt Uws meesters leer.
Want zoo geraakt een kind
tot waar geluk en eer.
De toch wel andere geest van die tijd spreekt
uit de volgende regels:
's Morgens den Haan zijn ijver vroeg bewijst
Leert, lieve jeugd, dat men U ook zo prijst.
of
Ach, Heer, terwijl ik in mijn jeugd
Ben gansch besmet met vuile zonden.
Zo'n Haneboek had ook vreemde, bepaald niet
gemakkelijke zelfstandige naamwoorden bij het
alfabet, om de kinderen dit alfabet te leren
A anker B boom C centaurus
Via zinloze syllaben als ba-be-bi-bo-bu en ab-eb-
ob ging men onmiddellijk over op het „Onze
Vader", de „Tien Geboden" en de psalmen. Ook
de „Twaalf Artikelen des Geloofs" kwamen snel
aan de beurt. Het doel van het onderwijs was in
die tijd voornamelijk de psalmen, het Onze Vader,
enz. te kunnen lezen.
Een grote verbetering om de kinderen het lezen te
leren kwam er met de letterkast van Prinsen, de
eerste (aanvankelijk enige) leraar en direkteur van
de eerste Rijkskweekschool (te Haarlem). Prinsen
bracht na de spelmethode, de klankmethode in
1817. Zijn werk bestond uit een leesmachine (9
leestafels) en een methode.
Op de eerste tafel stond een spittende man.
116