De onderwijzer vroeg: „Waarmee spit de man?" De leerlingen antwoordden: „Met de spa". Door het woord langer aan te houden kwam de oei. Na deze tafel met de klinkers (bijvoorbeeld slee) kwam de tafel met medeklinkers. Veel werd op het bord gewerkt. Artikel 9 van het schoolreglement schreef dwingend het gebruik daarvan voor. Een ander artikel (8) wijst duidelijk op het loslaten van de toen gebruikelijke onderwijs methode: het hoofdelijk onderwijs: Leerlingen van hetzelfde leerjaar behoorden gezamenlijk te wor den onderwezen. De klassikale methode deed in diezelfde tijd zijn intrede, wat ook een grote verandering betekende. De klankmethode heeft een moeilijke, maar vooral lange strijd moeten doormaken om ingevoerd te raken. Al onder Karei V namelijk is deze moderne methode ontstaan (Valentin Ickelsamer). Toen deze nieuwe vinding ons land bereikte, duurde het meer dan 30 jaar, voordat ze algemene bekendheid kreeg. De bij de klankmethode behorende klankkast van Prinsen, die ook op de tentoonstelling te bezichtigen valt, werd soms met grote eerbied ontvangen. In 1824 schonk Z.E. de heer Gouverneur der pro vincie Zeeland aan de openbare lagere school van Hoofdplaat een letterkast, die ontvangen werd als een vorstin: klokgelui. Burgemeester en gemeenteraad hielden daarbij toespraken. Een half jaar later schrijft de schoolopziener: Ik vind 38 leerlingen. Zij waren goed verdeeld en werden klassikaal onderwezen. Het onderwijs door middel van de klankmethode geschiedt met vrucht. Er was hier en daar ook een sterke oppositie tegen de invoering van het leermiddel: de klankkast. Deze oppositie (tegen het rationalisme!) werd o.a. gevoerd door het Réveil met zijn bekende aan voerder Bilderdijk, en van Rooms-katholieke zijde. 1830 „De Vlamingen die Zeeuwsch-Vlaanderen van uit Maldeghem binnendringen, verwijderen er Prin- sens Letterkast." Op de tentoonstelling is ook een bouwkundige tekening van een schooltje uit Kleverskerke aan wezig. Daarom nu enige opmerkingen over bouw en indeling van de toenmalige school. De ruimte, waar les gegeven werd, was vaak een slecht be schutte plaats, die door schotten in afdelingen voor beginners, enigszins gevorderden en meer gevor derden verdeeld was. In 1806 ontdekte de schoolopziener op zijn eerste ronde: houten staken waartussen muren van leem en stro. De schoorsteen bevond zich hoog in het midden. De kinderen op balken en planken. Dr. H. A. Callenfels bezoekt in 1831 Sluis en con stateert: „De kagchel was nog niet geplaatst, er werd op den grond gestookt en de jongens brachten daartoe knuppels mede. De onderwijzer vindt hier meer voordeel in en ontmoet minder tegenstand dan wanneer hij kolen levert en de kosten daarvoor in rekening brengt." Op heel andere wijze werkten vroeger de onder wijzers in de scholen. Ook de relatie waarin men in die tijd tegenover het rijksschooltoezicht stond was geheel verschillend. Met enkele voorbeelden is de andere mentaliteit duidelijk te maken waarin men de schoolopziener van die tijd tegemoet trad. In 1801 begonnen Hendrik Wester (autodidact) en Nieuwold, predikant (die op 64-jarige leeftijd deze baan aanving). Heel bekend was Van Swinderen, hoogleraar te Groningen, die gedurende 44 jaar inspekteur was. Prof. Van Swinderen schreef: „Om het ongeregeld groeten der kinderen bij mijn intrede in de school voor te komen, heeft men een welkomstgroet ingevoerd, welke dan op een aan gename melodie gezongen wordt, waarbij zij tevens tegelijk buigen. Insgelijks wordt bij mijn verlaten der school een afscheidsgroet op dezelfde manier gezongen". (Boze tongen beweren dat hij deze zelf gemaakt had). Bij het in komen: Dag, lieve Schoolopziener, Gij Bezoekt ons weer, wij zijn nu blij. Gij houdt niet op te zorgen (bis) Wees welkom dan, o brave man! Elk onzer zal, zoveel hij kan, Uw zorgen dankend lonen! Bij hef uitgaan Wij danken U voor 't onderricht Dat Gij ons geeft van onzen plicht. Wij zullen vlijtig leren (bis) Bezoek ons toch eens spoedig weer, Wij zien zo graag U keer op keer! Dag, lieve Schoolopziener (bis) Welkomstgroet voor de Schoolopziener: Zijt welkom, brave letterheld! Zijf welkom in dit uur. Elk hart smacht naar het onderzoek en wacht U reeds met vuur. Onder de grote verdiensten van het onderwijs moet worden genoemd, dat het zo sterk heeft bijgedragen de materiële armoede uit de 17e, maar vooral uit de 18e eeuw op te heffen. De zeven pla gen van die tijd waren: 1. analfabetisme 2. onwetendheid 3. armoede 4. drankzucht 5. ontucht 6. rachitis 7. tering Het is duidelijk dat armoede bij deze zeven de hoofdplaag was, de oorzaak van het overgrote deel der overige plagen. In die tijd was een vrij algemeen verspreide gedachte: God had de mens arm of rijk geschapen. Daarin moet je berusten. De grootste armoede werd bestreden door drie middelen: bedeling, armhuis of hofje. Pas later wordt het grote middel ter bestrijding van deze armoede ontdekt: leren lezen. Moge het de werkers in het onderwijs gelukken de volgende, niet geringe taak: opheffing van de geestelijke armoede tot een goed einde te brengen. 117

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 9